woensdag 4 januari 2017

Mooie blog, Anton!

Mijn lezers kan ik grofweg indelen in drie categorieën, als ik naar hun reacties kijk. De eerste reageert niet. Dat kan van alles uitdrukken, bewondering, verwondering, onverschilligheid, soms ook - hoor ik wel eens - dat de lezer zich dom voelt omdat ik zo slim ben. De tweede categorie reageert inhoudelijk, maar bijna altijd op een ondergeschikt aspect van de blog, een opvallend zinnetje of iets bij de schrijver over wie mijn blog gaat. Deze reactie kan ergernis uitdrukken, de lezer heeft duidelijk geen zin om over mijn blog te schrijven maar wil toch reageren.

De derde categorie is prijzend. Mijn blogs worden bijvoorbeeld op Facebook genoemd, met de toevoeging, eigenlijk altijd, dat het een mooie blog is. Als iemand me prijst, krijg ik niet iets inhoudelijks te horen, maar het simpele zinnetje: mooie blog! Bedankt voor je mooie blog! Lees de mooie blog van Anton Simons!

Daarom zet ik deze reactie bij de serie Verklaarme. Het is overduidelijk een soort verklaring, geen liefdesverklaring, dat nog net niet, maar wel een mooiheidsverklaring. Aan de andere kant is deze verklaring door zijn kortheid zo mysterieus dat ik ook denk: verklaar me deze verklaring! Maar dat doe je natuurlijk niet als iemand je zo overduidelijk prijst. Ik doe er dus beter aan deze verklaring te accepteren, in dankbaarheid.

Maar ik zou ik niet zijn als ik niet tegelijk deze verklaring zou willen gebruiken voor iets. Liefst om iets te leren, want dat is nu eenmaal mijn passie, de reden dat ik op deze aarde een tijd doorbreng. Wat kan ik leren van deze verklaring 'Mooie blog!'?

Ik kan ervan leren dat ik de kunst versta om mooi te schrijven. Dat werd me vroeger al wel gezegd, toen ik me in de filosofie begaf. Dat is een belangrijk talent. Nu kan ik ook weer niet zo mooi schrijven dat het literair interessant is. Ik gebruik dus zeker ook de filosofie om mijn gebrek aan talent (en inzet) te maskeren. Ik heb deze truc al toegepast, herinner ik me, bij het mondeling eindexamen Frans. Ik praatte met mijn leraar over Sartre, over wie ik het een en ander wist, en haalde toen een acht, toch een mooi cijfer.

Maar je gebreken maskeren, is dat niet een middel dat past bij schoonheid? Zeker wel, dunkt me. Dat is ook een talent. Ik heb die gebreken zo goed gemaskeerd dat ik lange tijd dacht dat mijn teksten door redacties zouden worden geaccepteerd. Welnu, dat is zeker een paar keer gebeurd. Maar dan prikten de recensenten er toch doorheen. Het zag er wel mooi uit, maar het was onhelder wat ik wilde beweren, niet echt actueel urgent en bovendien bevatte het onjuiste details.

Nu kom ik op een leeftijd dat ik toe ben aan een nieuwe kijk op mijn blogs, op de schoonheid en betekenis ervan. Ik hoef niet zo nodig meer iets te maskeren. Ik kan gewoon mijn talent gebruiken voor wat het is. Die kans geeft mij blogspot. De blogs zijn niet meer dan ornamenten van mijn personality. Mooie trui! Mooie blog! Anderen geven weer geen commentaar erop, maar dat doe je bij een trui ook lang niet altijd.

Soms ben ik geïnteresseerd in wat er overblijft van mij, van mijn personality, wanneer je die voorbijgaande schoonheid wegdenkt. Maar ik heb genoeg therapie gehad om te weten dat hier een vorm van narcisme in het spel is, narcisme dat voortkomt uit de emotie angst, de angst dat niemand onvoorwaardelijk van me houdt. Die komt dan weer voort uit een trauma van vroeger, dat ik heb verdrongen met de idee dat ik een gelukkige jeugd had.

Ook hierin heb ik stappen proberen te zetten. Voorbij de psychologie heb ik weer hernieuwde belangstelling opgevat voor de filosofie. Die leert me dat ervaringen van schoonheid wel degelijk te maken kunnen hebben met de liefde voor het leven, en niet alleen door het te verdringen. Met andere woorden: wat is er mis met een mooie blog, en met de 'verklaring' dat de blog mooi is? Alleen klopt het narcisme in zoverre wel, dat ik die verklaring iets te snel op mezelf toepas. Ik neem de dingen iets te gauw persoonlijk. Niet ik ben mooi, nee, mijn blog is mooi.

En zo kijk ik naar mijn eigen blog, en ik moet toegeven, hij is meestal wel mooi. Ik lees hem na publicatie altijd een paar keer, alsof hij van iemand anders was, en alsof ik een ander was die mij leest. Zo bezien is het weer een beetje sneu. Iemand die de communicatie met de ander vervangt door een minitheater waarin schrijver, acteur en toeschouwer gespeeld worden door dezelfde persoon.

Ik herinner me mijn broer die vroeger in het kleine gangetje van ons huis schaatswedstrijden hield. Al schaatsend voorzag hij zijn wedstrijd met zichzelf van commentaar. Het was helemaal niet sneu, hij kon er enorm van genieten. Het is niet sneuër dan iemand die passief voor de tv hangt en de rondetijden noteert, of een schaatser die actief zijn leven ten dienste stelt van de Russische media in Almati. Integendeel, het was een manier om aan het leven in al zijn sneuë gedaanten te ontsnappen, eventjes. Of om het leven in zijn volle glorie neer te zetten, in te ademen.

Ik denk ook aan Lang Lang die afgelopen week in de Volkskrant enthousiast sprak over Horowitz. De pianist is in staat om alle stemmen uit te voeren en ze in hun onderlinge verhouding tot hun recht te laten komen. Je kunt ook aan César Franck denken met zijn befaamde uitspraak 'Mon orgue, c'est mon orchestre'.

Uit ervaring ken ik de vervoering van het spelen op een orgel. De koster gaat naar huis en sluit de kerk af. Je roept tegen hem dat het oké is, dat je de sleutel bij je hebt. Maar nee, je hebt je vergist. Na twee uur Bachfuga's wil je naar huis maar dat kan niet. Er staat je niets anders te doen dan doorgaan met je Bachfuga's. Je bent overgeleverd aan het volhouden van de extase van de schoonheid. Het gebeurde dat de pastoor licht zag branden in de kerk en me kwam bevrijden: mooi gespeeld, Anton! Maar het kon evengoed dat dit niet gebeurde.


Afbeeldingsresultaat voor priester privémis

zaterdag 13 juni 2015

Gekopieerde duisternis

Gôh, eigenlijk had ik niet bedacht maar wel kunnen bedenken dat ik in de traditie van de moderne devotie sta (Zwolle, Geert Grote, late Middeleeuwen). Ik kom erachter nu ik Sloterdijk lees, maar had het ook via vele andere schrijvers kunnen ontdekken.

In deze blogserie 'Verklaarme' ben ik bezig met een christelijk-platoonse eschatologie, niet in het kader van de laatste dingen van de wereld, maar van de eigen ziel: 'Es ist das Anliegen der imitatores Christi, die Kunst des Erlöschens ins tägliche Leben zu implantieren' (Schrecklichen Kinder, 353). Het is de navolging van het lijdensverhaal van Jezus die ik hier voor uw ogen opvoer, zoals de vele volgers van Thomas a Kempis dat in de Noord-Europese steden deden, elkaar kopiërend in 'the best show in town'.

Sprak ik nog van mijn fascinatie voor de parabel der talenten en mijn belangstelling voor de slechte dienaar, die in 'de uiterste duisternis' wordt geworpen, nu blijkt die uiterste duisternis niet die van de Griekse onderwereld, maar die van de uiterste grondeloosheid van God zelf, die zich spiegelt in het innerlijk van mijn ziel: homo non intelligit.

Mijn blogs worden weer een stukje leesbaarder. En daarmee ook de economie, want toen ik probeerde de economie te doordenken vanuit het christendom hoopte ik in de parabel van de talenten een antwoord te vinden dat verder reikte dan het bekende Matteüseffect. Ons wordt de beste slaaf niet ten voorbeeld gesteld om hem na te volgen, maar om ons te verlokken tot herkauwen van de parabel, recycling, totdat we op een punt komen waarop de weg omhoog en de weg omlaag ononderscheidbaar worden, gronden in een grondeloos duister.

Nu ook begrijp ik beter de les van mijn leraar die me voorhield dat het voor de economie handiger is als je zelf iets bedenkt dan wanneer je anderen maar wat kopieert. Dat 'zelf', dat is een christelijke uitvinding die we nog steeds niet doorzien. Maar voordat we het doorzien, kunnen we het wel al kapitaliseren.

Het wordt nu weer extra interessant om deze gedachte te volgen in Sloterdijks Die schrecklichen Kinder der Neuzeit. Het moet eenvoudig zijn om de lessen naar de economie uit te breiden via Keynes en Schumpeter. Het moet eenvoudig zijn om de brug tussen christelijk kopieergedrag en de moderne idee van de bedenker te overbruggen met Sloterdijks idee van de corrupte kopie, de rol van de bastaard in de overdracht tussen generaties.

Het moet kinderlijk eenvoudig zijn om deze gedachte vervolgens te vertalen naar het onderwijs, onze paideia met zijn verschrikkelijke kinderen, kinderen die de vraag oproepen wat ze wel niet voor ouders moeten hebben dan.

Voer voor veel komende blogs.

En nu alvast opnieuw lof voor mijn leraar, de bedenker!




donderdag 28 mei 2015

Ik beken

Hoe ethisch is eigenlijk dit verzoek, 'verklaarme'? Mag je iemand zomaar vragen je iets te verklaren, in alle gevallen, of zijn er ook gevallen waarin dat ongepast is?

Deze vraag zelf lijkt in elk geval wel ethisch. Wanneer het ongepast is om de ander een verklaring te vragen lijkt het nog wel okee om jezelf af te vragen hoe dat in het algemeen zit, zodat je tot zelfinzicht kunt komen zonder dat de ander zich gedwongen voelt, steeds weer opnieuw, jou te zeggen wat je zelf ook heus wel kunt verzinnen.

En waarom zou je dat dan niet in blogvorm kunnen gieten, in een blog die toch bijna niemand leest of begrijpt, en waarbij niemand zich gedwongen voelt mij iets te verklaren, laat staan dat die ander zich gedwongen voelt mijzelf te verklaren, of iets anders aan mij?

De structuur van de communicatie is dat je die ongepaste vraag, 'verklaarme', alleen mag stellen in jezelf, in de kelders van je innerlijk. Komt hij naar buiten, zoals hier in deze blog, dan krijgt hij onmiddellijk een ironische of cryptische vorm, dan wordt de betekenis ervan zodanig dat de ander het allesbehalve zal opvatten als een direct verzoek.

Met dat effect speel ik. Maar het is waarschijnlijk niet 'ik' die ermee speelt, want ik zit nog in een fase lang voor de verklaring die me gegeven wordt, de verklaring van dat ik. Tot zolang is het een spel dat zichzelf speelt. In dat spel is de verklaring die ik mezelf geef een wilde gok, pure speculatie, een drogargument en noem maar op. Je kunt ook 'bekentenis' zeggen. Een bekentenis is iets waarvan je denkt dat je verhoorder het wil horen zodat deze vervelende situatie stopt, zodat het proces stopt.

Maar het grappige is dat precies daardoor, door je bekentenis, het spel gaande blijft. Eindelijk heb je iets gezegd waarmee je verhoorder iets kan, wat hij kan gebruiken om het proces gaande te houden, om de communicatie open te houden. De ene bekentenis lokt de andere uit. Je werkt jezelf stap voor stap verder in de nesten.

Soms kan het opluchten als er iets opduikt dat lijkt op de verklaring. Zo kun je worden aangereden bijvoorbeeld, en gaat deze of gene zich vragen stellen over de manier waarop je de zaak afhandelt. Langzaam maar zeker lijkt duidelijk te worden wat de ware toedracht is. De ware toedracht is dat ik tekort schiet. Althans, zo lijkt het. Wellicht was het calvinisme ook iets in deze trant. Je zegt dat je tekort schiet omdat de ander jou dat lijkt te verklaren, en zo geef je blijk van je verlangen naar Gods oordeel.

Maar in werkelijkheid heeft die ander jou nog helemaal niets verklaard. Wel gaat hij langzaam denken dat ik paranoïde ben, dat ik overal betekenis zie die er niet is.

Dat is hoe het spel gespeeld wordt.



zondag 24 mei 2015

Ik trek me terug

Ergens lees ik dat we de terugtrekking van het zelf op zichzelf te danken hebben aan de gnostici. Dat verklaart dus waarom ik me hier in deze blogs terugtrek en binnen deze blogs in mezelf terugtrek in deze serie Verklaarme.

Dat zelf ontzelf ik dan weer, ik theatraliseer en exhibitioneer het, ik weet het.

Maar toch. Er is ook een stuk genot te vinden in die pure terugtrekking binnen dit witte vlak waar ik niet word gestoord door onderbrekingen en de ander kan beschouwen als een eindeloze reeks conceptualiseringen en schimmen die in mijn ooghoeken opduiken. Had ik u daarvoor al bedankt, voor die rol in mijn  Theatre of the Self?

Reculer pour mieux sauter, heet het adagium. Het is niet uitgesloten dat deze terugtrekking ook kan worden gezien als een in-de-wereld-zijn, zelfs als een zich-openen-naar-de-wereld, een zich-extra-openen-naar-de-wereld. Want die wereld, die bevat sinds de gnostici vooral mensen die zich terugtrekken in zichzelf, en je kunt dat niet blijven negeren, al helemaal niet als je je wil openstellen voor de wereld.

Dat zelf, ik onderzoek het graag, als aanzet tot het mij laten verklaren, want u weet, in deze serie is dat uw taak, niet de mijne. Ik draai er wat omheen, besnuffel het, leg het uiteen in een paar zinnen en enkele gerafelde hypotheses. Ik leen bij voorkeur formats van Kafka, toch wel een goede schrijver, vind ik persoonlijk. Want humor hoort ook bij het proces, het proces van zelfbesnuffeling.

En that's it. Om bij dat zelf succesvol te kunnen verwijlen moet je een klein beetje afstand houden. Want het werkt als een draaikolk die je mee naar beneden zuigt als je te dicht in de buurt komt. Dat heb ik allang gezien, maakt u zich geen zorgen. Daarom moet je ook op tijd stoppen. Daarom schrijf ik liever een blog dan een boek.

zaterdag 23 mei 2015

Wat u voor mij doet

Het is de bedoeling dat ik u steeds een voorzet geef voor de verklaring, de verklaring van wat ik ben. Want u bent degene die mij verklaart. U verklaart me dat ik onhelder ben. En daarom pas ik zo goed bij u, want u bent enorm goed in verklaren, en ik acht u in staat ook mij te verklaren, te verklaren wat ik ben.

Daarom heb ik u verteld dat u mijn leraar bent. Ik leer elke dag weer heel veel van u, van wat u zegt en zelfs van uw zwijgen. Want u zwijgt in overvloed, zoveel dat ik gerust durf te zeggen dat we niet in een gesprek verwikkeld zijn. Ik spreek u aan maar eigenlijk doe ik maar wat, want ik weet niet eens tegen wie ik het heb.

Is het al zo ver dat zich een nieuwe formule aandient? Het leraar-leerlingmodel voldeed niet. Ik ben geen goede leerling. Ik ben slecht in reproductie, en ben zelden op de juiste tijd op de juiste plaats, toch een basisvoorwaarde om überhaupt een toets te kunnen maken.

Vandaag dacht ik: eigenlijk ben ik in gesprek met mezelf, en neem u als getuige erbij. Soms kies ik een getuige, ik stuur mijn blog gericht naar iemand die me het materiaal voor mijn blog heeft aangeleverd. Is het dank, is het een truc om de ander tot lezen te verleiden, wel wetende dat mensen nu eenmaal eerder iets lezen als ze weten dat het over henzelf gaat? Of is het puur gif, een poging u op te zadelen met een vaag schuldgevoel omdat u het idee heeft dat u dit eigenlijk had moeten lezen?

Kortom, ik zal moeten leven met het gegeven dat uw rol voor mij onhelder is, en wel voor altijd onopgehelderd zal blijven.

Dat zou totaal onbelangrijk kunnen zijn, ware het niet dat ik niet alleen opgezadeld wil blijven met mezelf. Ik heb nu eenmaal dat contact nodig, al is het maar virtueel.

Daarom zal ik u moeten verwerken in mijn concept. Is het niet als leraar, het concept leraar, dan maar met een onhelder, paradoxaal of obscuur concept. Met andere woorden, u bent voor mij conceptgenererend. Door uw inbreng krijg ik de behoefte steeds nieuwe concepten van u te genereren, concepten die zich steeds aandienen met alles wat u zegt en verzwijgt. Het lijkt dus of ik het werk doe, maar in eigenlijkere zin doet u het. U doet het voor mij.

Ik hoop dat u dat goed vindt, dat ik u verwerk tot een concept, het concept van u. En anders hoor ik het graag.





maandag 18 mei 2015

Virtù

Een scherpe vriend legde me op de pijnbank met mijn ogenschijnlijk sympathieke idee van leerweg. Dient het een verderliggend doel of moeten we het op een zenmanier begrijpen, in de zin dat we altijd blijven leren?

Het is te vroeg om daarop een zinnig antwoord te geven.

Dat antwoord suggereert dat er een tijd en een doel van het leren is: zinnig antwoord kunnen geven.
Het leert ons ook dat mijn antwoorden voorlopig onzinnig zullen zijn, alle antwoorden en blogs die ik schrijf, inclusief deze. Leg hem dus maar opzij, druk op de 'killer' rechtsboven op uw scherm!

... Bent u er nog? Dan geeft u blijk van een enorme welwillendheid, want veel valt er niet te halen vooralsnog, in deze blogs.

Ik heb opnieuw geleerd dat je niet alles kunt blijven uitstellen. Soms moet je iets beslissen, al is het om voorlopig maar even niets te beslissen. Ook daarvan was u zojuist getuige.

In concreto (ja, waar wil ik naartoe?) moet ik beslissen of ik een doel wil bereiken of dat het leren zelf mijn doel is. In dat geval heb ik mijn doel al bereikt, wat alleen maar de onzinnigheid van mijn onderneming onderstreept. Wat wel weer aantrekkelijk is. Bij zen hoort dat je al gered bent, juist daarom ga je die weg. Ook bij Paulus werkt het zo: geloof (dus redding), hoop (= volhouden) en liefde (= werk aan de winkel). Zen en Paulus over één kam geschoren!

Daarmee dient zich een ander alternatief aan. Redding is allerminst gegeven. Sterker nog, redding is voorgoed onmogelijk geworden. "De deur was alleen voor jou bestemd, maar nu ga ik hem sluiten", luidt het in 'Voor de wet' van Kafka.

Geen leerweg dus, niet als leraar en niet als leerling.

Ik sta voor de noodzaak om een andere smoes te bedenken om door te gaan met schrijven.

Het eerste wat me te binnen schiet is 'sorry'! (Doet het altijd goed, zolang het duurt.)

Maar geef toe, je moet wel durven!



zaterdag 16 mei 2015

Hinausinterpretieren

In de blog over Arina Banga en Sokrates moest ik mijn toevlucht zoeken tot hineininterpretieren omdat ik meende dat er iets in de teksten zat maar het niet zag, de zon, de ideeënleer. Het klinkt als een vies woord en het is een echte overtreding wanneer je ook maar een greintje respect hebt voor de vorm, waaraan Arina en Sokrates zo hechten. Ik koppelde bovendien de enkelvoudvorm aan de politiek.

Waar ben ik eigenlijk mee bezig als ik overga tot hineininterpretieren? Verklaarme. En waarom heet dat nog 'interpretieren', en dan ook nog met een Duits woord?

Ziedaar vragen die zich als aanklacht tegen mij richten, lang voordat iemand ook maar die aanklacht tot mij richt. De aanklacht moet er zijn, al zie ik hem niet. Ook de aanklacht is een hineininterpretieren.

Al lang geleden ben ik gestopt te denken dat ik beschik over een identiteit. Ik kan dus niet volstaan met 'dat zegt iets over mij'. Dat 'mij', dat is ook maar weer een tussenstation waar tekens doorheen gaan, verwijzend naar weer andere dingen enzovoorts. Maar dat betekent ook dat datgene wat ik hineininterpretier ergens vandaan komt. Ik voeg iets in dat er is, dat ergens is. En ik besluit dat datgene het is wat ik zocht, waarvan ik dacht dat het ontbrak.

Eigenlijk wilde ik op een onhandige manier zeggen dat politiek te maken heeft met beslissingen, omdat de oneindige rondjes der betekenissen ondraaglijk zijn. Inderdaad, dat heb ik ook gezegd, ik heb de politiek ingevoerd. Maar ik had het rechtstreekser kunnen zeggen. Het is voor mij ondraaglijk dat er iets in een tekst is wat ik niet kan begrijpen. Ook de lezer vindt dat onverdraaglijk. Hij weet niet waar ik heen wil, wat mijn punt is. En diezelfde lezer zal zijn vinger naar mij wijzen wanneer ik hineininterpretier, want ik wijs iets aan wat er gewoon niet staat.

Kortom, het hineininterpretieren komt voort uit onvermogen. Teksten zijn onleesbaar, wellicht zijn alle teksten dat. Dat hebben we gewoon te accepteren. Maar het is nog iets anders om dat dan maar meteen te bejubelen. We zijn erop gesteld geraakt een tekst begrijpelijk te maken met een nog begrijpelijkere andere tekst. Interpreteren heet dat. Opdat de tekens kunnen doorverwijzen én de oneindige verwijzing een halt wordt toegeroepen.

Met mijn toneelstukje van het hineininterpretieren heb ik achteraf gezien een paar dingen gewonnen. Ik heb mijn onvermogen toegegeven (retorisch schijnt dat sterk te zijn; gisteren zei de schoenenverkoper me nog dat hij 'eerlijk moest zeggen dat deze schoenen wel op de afprijstafel stonden maar niet afgeprijsd waren'; en inderdaad, uiteindelijk heb ik die schoenen wel gewoon gekocht). Daarnaast heb ik de dubbele structuur van tekens begrijpen - doorverwijzing en afstoppen van doorverwijzing - weergegeven met een term waarin beide aspecten zijn vertegenwoordigd: interpretieren én het hinein-. Daarbij is onhelder wat precies wat vertegenwoordigt. Wellicht is het interpretieren het stoppen van de doorverwijzing, en het hinein het inbrengen van andere tekens die het proces weer laten doorlopen.

Het woord dat ik in Arina's proefschrift van buitenaf heb ingebracht is 'zonneschijn'. Het woord hoort niet thuis in een vraagstelling waar het gaat over het linking element en. Met andere woorden, er keert niets om. De beweging gaat nog steeds van de vorm naar de functie en de betekenis, de functie en de betekenis volgen de vorm. Je zou uiteraard wel kunnen wijzen op een beslissingselement in de vraagstelling. Waarom beperk je je tot de tussenklank en in verband met de meervoudbetekenis? Waarom niet ook de tussenklank e in verband met de enkelvoudbetekenis? Hier zou je het gelijk van Plato op het spoor kunnen komen. De zonneschijn is de beweging van de zon (de idee of vorm van het goede) naar de zijnden. Nog steeds volgen dan betekenis en functie de vorm. Maar de taalvorm wordt nu belicht vanuit een andere vorm, de idee. Met de complicatie uiteraard dat de vorm bij Plato allerminst evident is, het is niet eens evident dat ze enkelvoudig is. Zoals gezegd, we zijn afhankelijk van het gedraai van de berichtenstok.

Wat betreft het proefschrift: bij een onderzoek liggen de beslissingen vaak in de beperking van de vraagstelling. Daarbij worden niet alle redenen uitgelegd. Om de redenen van de beperking te vatten heb je dus aanvullende middelen nodig. Je kunt bijvoorbeeld hypotheses opwerpen die de vraag beantwoorden. Je kunt vragen stellen aan de onderzoeker. Maar ook hier ben je al bezig met beslissen. Mijn beslissing is hineininterpretieren om te kijken of dat iets oplevert. En levert het iets op, dan zoek ik naar bevestiging in de tekst. Daarom sprak ik van een toneelstukje. Ik weet ook wel dat je niet zo maar mag hineininterpretieren. Maar op heuristisch gebied heb je een grotere vrijheid.

Dat aanwijzen van mijn vondsten in de tekst heb ik in mijn blog nagelaten. Ook dat deed ik bewust, om zodoende uit te leggen dat politiek te maken heeft met het afkappen, zoals Sokrates in Theaitetos en ik op mijn verjaardag. Maar nu heb ik dat excuus niet meer, en we weten ook dat Sokrates na Theaitetos zijn vraagstelling weer heeft opgenomen in andere gesprekken.

Mijn vondst was het woord zonneschijn: wel een tussenklank, geen meervoud. Ik had misschien ook kunnen denken aan zondag: geen tussenklank, geen meervoud. Ik had het vermoeden dat de meeste mensen hierbij zullen denken aan enkelvoud. Bovendien is mij verteld dat het enkelvoud, het niet voorkomen van zon in meervoud, de reden is dat de tussenklank in zonneschijn niet op -n eindigt. De taal gaat hier tegen de natuurwetenschap en de algemene kennis in. Schijnbaar sluit ze zich op in de conventie. Maar in Nederland bestaat er ook een traditie van aanpassingen van de spelling aan nieuwe inzichten. De ene traditie tegen de andere dus. Conventie tegen hervorming.

Laten we eens kijken waar de zon, de zonneschijn en het enkelvoud in Arina's proefschrift opduiken. Op twee plaatsen noemt Arina de zon. De eerste: het voorstel van promotor Anneke Neijt om met Arina in het zonnetje te gaan eten (p.10), wat Arina achteraf opvatte als voorteken van de goede samenwerking. Je zou de zon hier - in niet-linguïstische zin - kunnen opvatten als linking element tussen Anneke Neijt en Arina.

De tweede plaats is p.51, waar Arina aan proefpersonen onder andere de volgende zin voorlegt:

6. X = een bewegend wiel / een bewegend rad / een bewegend stel wielen / een bewegend raderwerk

De hemellichamen draaien in dat stelsel allemaal om een enkele zon heen. Als het stelsel gefilmd zou worden, dan zou je X zien, een ...

wielplanetarium      0  0  0  0  0  0  0     wielenplanetarium

Met deze vraag kun je onderzoeken of meervoudpreferenties bij de keuze voor X invloed hebben op de keuze voor de tussenklank in wielplanetarium/ wielenplanetarium. In de verwerking wordt dus de verhouding tussen X en en gemeten. De zon komt in deze vraag wel voor, maar ligt min of meer buiten het gemetene. Ook in de alternatieven wielplanetarium/wielenplanetarium is van de zon niet apart rekenschap gegeven. In het woord planetarium is de zon afwezig, in het begrip is het verondersteld (zo is er ook een zon in het planetarium van Franeker).

Wat betreft het enkelvoud: dit wordt, zoals het voorbeeld ook laat zien, wel gemeten, en hoort dus bij het onderzoek. Op p.33 lezen we:
The aims of the present experiment are to investigate whether plurality plays a role in form preferences with regard to novel compounds and whether the preference for including the linking element en is influenced by contextual factors such as plural or singular meaning and plural or singular form.
Het onderzoek van enkelvoudbetekenissen lijkt secundair. Wanneer de proefpersonen de keuze hebben tussen enkelvoud en meervoud wordt het meervoud meetbaar. De meting van het enkelvoud is een bijkomend resultaat.

Conclusie: het enkelvoud (van vorm en betekenis) verschijnt in het proefschrift van Arina als veronderstelling, gemeten en ongemeten contextuele factor en bijkomend meetresultaat. Dit kan worden geïllustreerd aan de zon:
  • De zon is verondersteld in het woord wiel(en)planetarium.
  • De zon is gemeten contextuele factor als onderdeel van een zin waarin X wordt gemeten.
  • De zon is ongemeten contextuele factor als woord dat onderdeel van deze zin vormt. 
  • De zon is bijkomend resultaat voorzover alle conclusies de preferenties van de proefpersonen worden beïnvloed door contextfactoren, waaronder ook enkelvoud. Maar de zon vormt hiervan weer een ongemeten onderdeel.
Zo ontstaat een heel stelsel van gemeten en ongemeten factoren die worden betrokken op de centrale vraagstelling, die gaat over de verhouding tussen tussenklank en en meervoudsbetekenis. Je zou bij dit proefschrift, zoals bij elk proefschrift en wellicht bij de structuur van de rationaliteit zelf, kunnen spreken van een gecentreerde orde, waarbij de diverse elementen hun eigen plaats en functie hebben. De zon, het woord en het begrip zon, speelt in dit proefschrift een rol op de achtergrond: enkelvoudig, ongemeten (indirect gemeten), bijkomend, verondersteld.

In plaats van zonneschijn zou je dus eerder moeten denken aan zonnestelsel als metafoor die de logica van het proefschrift samenhoudt. Niet per se ons zonnestelsel, de vraag op p.51 spreekt van 'dat stelsel', terwijl de definitie van planetarium op Wikipedia - wellicht ten onrechte - spreekt van 'ons zonnestelsel'. Dat 'dat' past uitstekend in de metafoor, want de context waarbinnen de onderzoeksvraag wordt gesteld is het taalrelativisme: er zijn diverse talen, en voor het Nederlands is bijzonder dat de tussenklank en optioneel kan zijn (viskom of vissenkom), waardoor de verhouding tot de meervoudbetekenis meetbaar en zichtbaar wordt.

Een nog betere metafoor zou 'planetarium' zijn, omdat het proefschrift de dominante relaties in vergelijking met andere talen presenteert in een model, een schematische beschrijving van wat er in werkelijkheid gebeurt.

En in dat planetarium is Jupiter de planeet, de planeet bij uitstek:
The Dutch linking element en seems small, but the planet Jupiter also seems small if you look at it from the Earth. (p.23)
Jupiter, omdat Jupiter de grootste is. Misschien speelt ook mee dat Jupiter bij de Romeinen als de oppergod werd gezien. In elk geval speelt het in die zin mee dat de grootste planeet Jupiter werd genoemd omdat Jupiter de oppergod was. Dat de grootste planeet wordt gekozen heeft te maken met de logica van de zin. Iets dat van ver af heel klein lijkt, kan van dichtbij heel groot zijn. Met andere woorden: de tussenklank en kan heel belangrijk zijn.

Het is dus van belang om een ander perspectief te kiezen. Blijf je op de aarde, dan blijft Jupiter heel klein. Natuurlijk is dit in strikte zin niet waar. Je kunt een telescoop gebruiken of door nadenken en meten erachter komen dat Jupiter heel groot is. Maar je hebt dan in metaforische zin de aarde al verlaten, door instrumenten te gebruiken en te denken neem je een ander perspectief in en kun je dingen anders waarnemen.

Het is dus niet de waarneming die telt, het gaat om de andere waarneming, de waarneming vanuit een ander perspectief. Terwijl de meeste mensen geneigd zijn de tussenklank als klein en onbetekenend te zien, is hij vanuit een andere waarneming, waarbij je nadenkt en instrumenten gebruikt, groot en betekenisvol.

Maar wat is er nu in dit proefschrift groot en betekenisvol, waarom is de tussenklank en zo betekenisvol? Het heeft te maken met de waarneming van deze klank als meervoud, een waarneming die niet de primaire functie van en is, die erin bestaat twee zelfstandige naamwoorden te verbinden. Je zou kunnen spreken van een secundaire functie, een functie die niet de zon is maar de grootste planeet, Jupiter. De waarneming als meervoud is Jupiter. Jupiter, enkelvoud en meervoud tegelijk. Als planeet maakt hij deel uit van het meervoud planeten in tegenstelling tot het enkelvoud zon. Maar als Jupiter is deze meervoudbetekenis belangrijker dan de andere betekenissen, zoals het ritme en het enkelvoud.

Je zou dit als compensatiefenomeen kunnen duiden. Je maakt van twee woorden één woord, van meervoud enkelvoud: het wielenplanetarium. Maar als compensatie neem je het eerste element als meervoud waar. De compensatie is dan wel alleen maar denkbeeldig, want de vorm blijft enkelvoud, en de betekenis en functie volgen de vorm. Maar compensatie, daarmee ben je al zowat in de psychologie beland. Daarmee doe je geen recht aan de prioriteit van de taalvorm. Zou het kunnen dat we dat enkelvoud niet als meervoud waarnemen, maar dat het ook werkelijk meervoud is?

Dat geldt voor de samengestelde vorm (wielenplanetarium), maar ook voor de tussenklank. Formeel is de taalvorm en noch enkelvoud noch meervoud. We nemen die vorm waar als meervoud. Maar de betekenis van onze waarneming gaat boven het incidentele, toevallig, contingente karakter van de waarneming uit. We nemen en waar als meervoud omdat het in werkelijkheid ook meervoud is.

De taalvorm en is meervoudig omdat hij zowel tussenklank is als betekenisbeïnvloeding. Primair is hij tussenklank, maar daarnaast ook betekenisfactor. De taalvorm, schijnbaar noch enkelvoud noch meervoud, is in werkelijkheid meervoudig omdat we niet in staat zijn ons tot de hoofdzaak te beperken, tot de zon. We zijn niet in staat om alleen maar naar de zon te kijken en daarom kijken we naar de planeet, naar het planetarium. En precies dit houdt ons steeds op het spoor van de hoofdzaak, het centrum. Doordat we iets als meervoud waarnemen kunnen we naar de vorm kijken en zien we dat de vorm nooit alleen de vorm is, maar daarnaast ook iets anders, de essentiële meervoudigheid der dingen.

Dit zou je hineininterpretieren kunnen noemen (waarmee ik dus alsnog mijn gelijk haal, ik betweter tegen beter weten in). Je brengt het meervoud van buitenaf in maar precies daardoor ontdek je dat het meervoud er altijd al was. Het heeft dezelfde structuur als een self fulfilling prophecy. Doordat je zegt dat iets zo zal zijn zal het zo zijn precies omdat je gezegd hebt dat het zo is. Niet dat we hier noodzakelijk in de psychologie zitten, de wetenschap waarin gedrag en mentale fenomenen centraal staan, waaronder de waarneming. Vanuit de waarneming zelf is immers niet te beoordelen of de taalvorm enkelvoud of meervoud is. Wel zitten we nog in de linguïstiek, want de waarneming is een functie gebleken van de taalvorm. Maar we zitten ook in de pragmatiek, want de contextfactoren van de taalvorm worden deel van die taalvorm en openen die vorm naar de schijnbare buitenwereld. Misschien zou je van hinausinterpretieren moeten spreken.

Schijnbaar, want in werkelijkheid wordt de grens tussen binnen- en buitenwereld vanwege de taalvorm onbeslisbaar. In de taalvorm wordt een vreemde factor geïntroduceerd, de waarneming als meervoud, die zelf primair psychologisch leek. Met andere woorden: wanneer de proefpersonen denken dat ze van buitenaf worden beïnvloed door de taal zitten ze in werkelijkheid binnen de taal omdat hun beslissingen, meer dan ze denken, worden beïnvloed door taal. Wat neurofysiologie en identiteit lijkt, is in werkelijkheid meervoudbetekenis.

Heeft nu de term zonneschijn geen betekenis meer, niet de betekenis die ik met Plato in Arina's proefschrift wilde hineininterpretieren? Het ging om de enkelvoudbetekenis die wordt uitgedrukt in de tussenklank en waarbij het van geen belang leek dat de zon in werkelijkheid in meervoud bestaat. Het lijkt inderdaad erop dat de zonneschijn geen toegevoegde betekenis heeft. De vorm beïnvloedt de betekenis, en als het (n)e is in plaats van en zal iedereen wellicht eerder aan de enkelvoudbetekenis denken. Er lijkt dus geen draaiing te zijn die ons beduvelt, zoals ik suggereerde.

Aan de andere kant komt met het woord zonneschijn de vraag op hoe het essentiële meervoud van de taalvorm zich verhoudt tot kennis, de vraag die niet alleen Plato bezighield maar ook elke wetenschapper, of z/hij nu een proefschrift schrijft of niet. Blijkbaar zijn er ook andere factoren die meespelen dan de meervoudsbetekenis, en die de uitdrukking daarvan in de taal blokkeren. Een verklaring biedt, bedoeld én onbedoeld, Geert Joris (algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie) in zijn reactie op het proefschrift. Hij beroept zich voor zijn verzet tegen spellinghervorming behalve op een beslissing op ministerieel niveau van 2005 op 'één smeekbede uit alle geledingen van de maatschappij: laat de spelling met rust'. Joris vecht in zijn eentje tegen de draak, namens iedereen. Het woord één is een nadrukkelijk enkelvoud, evenals Joris' verzekering dat hij hervorming zal tegenhouden zolang hij secretaris is. Duidelijker had hij niet kunnen uitdrukken hoe politiek werkt: spreken in enkelvoud waarbij wordt beweerd dat het geheel van alle stemmen wordt vertegenwoordigd. De politiek bepaalt noch de taal noch de kennis, maar wel hoe kennis wordt uitgedrukt in de taal, zo lijkt het. Zonneschijn, de schijn van verzwegen meervoud uitgedrukt in enkelvoud.

De filosofische vraag is nu: hoe ver gaat de invloed van de politiek op de taal, op de wetten der linguïstiek en op de tussenklank? Kunnen we hier ook spreken van een essentiële invloed, en in welke richting? En hoe is de enkelvoudige (zonne)schijn van de politiek gerelateerd aan het essentiële meervoud van de taalvormen?

Mij lijkt van wel, er is een essentiële invloed, en wel in beide richtingen. Van de taalvormen naar de politiek en van de politiek naar de taalvormen. Maar de bewijslast is niet gering. We moeten in staat zijn deze correlatie aan te wijzen in de linguïstiek van het proefschrift, om te laten zien hoe binnen en buiten worden verward en grenzen steeds opnieuw worden getrokken. Ik hap even naar adem en probeer de zaken kort te sluiten.

De politiek van taalvormen is de vrijheid of macht om kennis op een bepaalde manier in de taal uit te drukken, wel of niet, hermetisch, schijn, leugen, retorisch, naïef, persoonlijk, neutraal. Zo kun je meervoud als enkelvoud weergeven en enkelvoud als meervoud. Zo is de beslissing van Arina om van de meervoudbetekenis de kern van haar onderzoek te maken een politieke beslissing. Het had evengoed enkelvoud kunnen zijn, maar het werd meervoud. Vaak wordt verwezen naar een 'subject' dat de politiek bepaalt, dat met de politiek macht uitoefent over de ander en over zichzelf, een individu, een volk, een groep etc.

Welnu, dat subject is niet meer dan een naam die de dynamieken zogenaamd verklaart maar in feite verhult. Het subject kan de taal slechts hanteren voorzover het deze kan relateren aan de 'werkelijkheid', dat wil zeggen de kennis die we ervan hebben. En omdat kennis de vorm aanneemt van taal kun je dus met goed recht subjectiviteit zelf als taalvorm zien, als een taalvorm die de dynamieken reduceert tot een imaginair centrum van betekenis, een imaginaire reductie van meervoud tot imaginair enkelvoud. Ditmaal lijkt de taalvorm dus essentieel enkelvoudig: het subject, subjectiviteit. Maar dan vergeten we dat de politieke reductie slechts schijnbaar is en dat die alleen maar mogelijk is voorzover ze betrekking heeft op een werkelijke meervoudigheid.

Bijvoorbeeld: een politicus moet zelf doorhebben dat zijn gebruik van woorden als één smeekbede imaginair is om met dat woord de werkelijke, meervoudige, diverse smeekbeden te kunnen honoreren, om er grip op te krijgen en in te zetten in zijn strijd tegen de draak, Joris tegen het en.

Je zou de formulering 'dat stelsel' (p.51) in Arina's proefschrift kunnen zien als een politieke formulering. Een formulering die enkelvoud suggereert waar in werkelijkheid meervoud is. Arina kiest hier voor enkelvoud, misschien om de zin niet te gecompliceerd te maken en het meervoud te leggen in het woord dat er hier meer toe doet: 'hemellichamen'. Een meervoud dat uiteraard nog veel sterker wordt door bij hemellichamen 'allemaal' toe te voegen, en het te contrasteren met 'een enkele zon'. Maar juist de toevoegingen brengen ons ook bij 'stelsel' en 'zon' weer op het spoor van de meervoudigheid. Een 'enkele zon', hoezo, hadden dat er ook meer kunnen zijn? Ja, want het gaat niet over ons zonnestelsel. Okee, waaraan zie je dat? Aan het 'dat' in 'dat stelsel'. Daarmee worden we eraan herinnerd dat er meer stelsels zijn, dat je vanuit het ene zonnestelsel kijkt naar het andere.

Nog een politieke beslissing in het proefschrift die zelf wel en geen taalvorm is, waarmee een vreemd element zelf deel gaat uitmaken van de taal: het taalrelativisme. Je zou dit kunnen beschouwen als een theorie over de meervoudigheid van talen naar analogie van de zonnestelsels. Er zijn meer talen, en elke taal kent zijn eigen taalwetten, zijn ene zon en zijn planeten. Het is de taal die ons doet spreken van 'relativisme' waar in werkelijkheid meervoudigheid kan zijn bedoeld. Of enkelvoud.

Dit woord 'relativisme' klopt niet, en we weten dat. Er zijn wel degelijk relaties, overgangen, vertalingen, onderscheid tussen dialecten, momenten van taalverwerving, beïnvloeding van de ene taal door de andere enzovoort. Het gaat dus niet om realiteiten die los van elkaar zouden bestaan en afzonderlijk gezien een eenheid vormen, als enkelvoud binnen een meervoudig universum. De talen zijn zelf ook meervoudig.

Maakt dit iets uit voor de linguïstische stellingen van Arina? Ogenschijnlijk niet, want het gaat haar erom te laten zien dat verschillen in taal, hetzij als moedertaal hetzij als tweede taal, invloed hebben op taalconcept en het denken. Het gaat dus om taalverschillen, niet noodzakelijk om de onderlinge afgrenzing van talen en talige identiteit. Waarom spreekt Arina dan toch van talen in gangbare nationale en regionale termen, van 'moedertaal' en andere vastomlijnde taalconcepties? Waarom heeft ze dan de notie 'linguistic relativity' nodig en volstaat ze niet met de notie 'taalverschillen'?

Een filosoof zou kunnen wijzen op het cirkelkarakter inherent aan de term taalrelativisme. In de negentiende eeuw werd de taal door Von Humboldt gebruikt in nauw verband met termen als 'Weltanschauung' en 'Weltansicht'. Dat werd als iets moois gezien. De taal moet bij voorkeur leiden tot een denken dat het denken over de taal heeft voortgebracht, dat in de taal ligt opgeslagen. Toch geeft het volgende citaat ook te denken, al is niet zeker of het aan Von Humboldt kan worden toegeschreven:
"Die gefährlichste Weltanschauung ist die Weltanschauung derer, die die Welt nie angeschaut haben."
Zou het bij de taal dan werkelijk om de wereld zelf gaan, en niet zozeer over de vormen waarin we erover spreken? En is het mogelijk, zoals het citaat suggereert, dat we ons in de wereld kunnen bevinden zonder ernaar te kijken? Maar bovenal: waarom dat enkelvoud, 'Welt'? Is dat niet de allergevaarlijkste Weltanschauung, waarin je suggereert dat er maar één wereld is en dat dat toevallig de wereld is die in jouw moedertaal wordt uitgedrukt? Nog één stap zijn we verwijderd van Heidegger, ook al zag deze behalve het Duits ook het Oud-Grieks als enige taal van het denken.



(Terloops signaleer ik even dat we weer Duits beginnen te praten. Daarmee is deels ook de vraag beantwoord die ik opwierp, waarom we hineininterpretieren alleen in het Duits kunnen zeggen. Het is een linking element met de enorm rijke traditie van interpretatie die de bijbelse exegese heeft uitgevouwen over de tekst, en via de tekst over de wereld en de Weltanschauung. Met Von Humboldt en met de hermeneutiek van Schleiermacher. Je zou kunnen zeggen dat het interpretieren is uitgebouwd tot een hinausinterpretieren. Met de taalfilosofie heeft Duitsland zichzelf op de kaart gezet, als volk, taal en land. Bovendien is langs deze weg het gevaar van hineininterpretieren aan het licht gekomen. Het gevaar is dat taal en Weltanschauung zich ineens geconfronteerd zien met een wereld van buiten, een andere wereld, de wereld van de ander, een meervoudige wereld. Maar dit is weer voer voor een andere blog...)

Maar welke kant we ook op denken, we bevinden ons van meet af aan in de politiek. Neem je een nationale taal, dan kun je het over Duits en Nederlands hebben, maar zou je het Fries moeten buitensluiten. Neem je een erkende taal, dan kun je het over het Fries hebben, maar niet over het Limburgs, als dat al zou bestaan. En inderdaad, als het zou bestaan, dan als meervoud, niet als enkelvoud.

Het probleem van de term 'taalrelativisme' is dat hij meer waarheid uitdrukt dan hij wil uitdrukken, meer meervoud. Zoveel meervoud dat de term voor een onderzoek onhanteerbaar wordt en vanzelf, automatisch, per definitie, vraagt om een pragmatische aanpak. Pragmatisch, dus politiek, omdat de taalvormen daar zelf om vragen. (Ik ben me ervan bewust dat ik nu zelf klink als Joris tegen de draak.) De taalvormen drukken denken uit, en het denken is gediend met pragmatiek om de taalvormen beter te begrijpen.

Dus inderdaad, de politiek beïnvloedt essentieel de taal en omgekeerd. Maar deze wederzijdse beïnvloeding maakt ook dat de essentie de vorm van schijn aanneemt, de belangrijkste les van Nietzsche. Op het gevaar af Nietzsche tot een waarheidsprofeet te bombarderen zou je zijn filosofie kunnen samenvatten rond de stelling dat je de waarheid niet kunt behandelen zonder tegelijk ook de schijn te behandelen.

(Zou Nietzsche tegenwoordig het proefschrift van Arina Banga lezen, dan zou hij misschien beginnen bij de naam Planet Eyelash. Hij zou er al googelend achterkomen dat je bij Planet je nagels kunt laten lakken op een speciale manier en dat je je eyelashes kunt laten voorzien van eyelash extensions. Wat is echt, wat is schijn, hoe functioneel is de schijn, hoe schijnbaar functioneel?)

Inmiddels ben ik zo ver dat ik denk enkele lessen te hebben geleerd aan de hand van het proefschrift van Arina en dat ik het belang van de tussenklank en niet gauw meer zal onderschatten. Schijnbaar onbelangrijk, maar in werkelijkheid belangrijk, ook als we nog niet goed weten hoe belangrijk precies.


Afbeeldingsresultaat voor planetarium franeker eise eisinga