donderdag 28 mei 2015

Ik beken

Hoe ethisch is eigenlijk dit verzoek, 'verklaarme'? Mag je iemand zomaar vragen je iets te verklaren, in alle gevallen, of zijn er ook gevallen waarin dat ongepast is?

Deze vraag zelf lijkt in elk geval wel ethisch. Wanneer het ongepast is om de ander een verklaring te vragen lijkt het nog wel okee om jezelf af te vragen hoe dat in het algemeen zit, zodat je tot zelfinzicht kunt komen zonder dat de ander zich gedwongen voelt, steeds weer opnieuw, jou te zeggen wat je zelf ook heus wel kunt verzinnen.

En waarom zou je dat dan niet in blogvorm kunnen gieten, in een blog die toch bijna niemand leest of begrijpt, en waarbij niemand zich gedwongen voelt mij iets te verklaren, laat staan dat die ander zich gedwongen voelt mijzelf te verklaren, of iets anders aan mij?

De structuur van de communicatie is dat je die ongepaste vraag, 'verklaarme', alleen mag stellen in jezelf, in de kelders van je innerlijk. Komt hij naar buiten, zoals hier in deze blog, dan krijgt hij onmiddellijk een ironische of cryptische vorm, dan wordt de betekenis ervan zodanig dat de ander het allesbehalve zal opvatten als een direct verzoek.

Met dat effect speel ik. Maar het is waarschijnlijk niet 'ik' die ermee speelt, want ik zit nog in een fase lang voor de verklaring die me gegeven wordt, de verklaring van dat ik. Tot zolang is het een spel dat zichzelf speelt. In dat spel is de verklaring die ik mezelf geef een wilde gok, pure speculatie, een drogargument en noem maar op. Je kunt ook 'bekentenis' zeggen. Een bekentenis is iets waarvan je denkt dat je verhoorder het wil horen zodat deze vervelende situatie stopt, zodat het proces stopt.

Maar het grappige is dat precies daardoor, door je bekentenis, het spel gaande blijft. Eindelijk heb je iets gezegd waarmee je verhoorder iets kan, wat hij kan gebruiken om het proces gaande te houden, om de communicatie open te houden. De ene bekentenis lokt de andere uit. Je werkt jezelf stap voor stap verder in de nesten.

Soms kan het opluchten als er iets opduikt dat lijkt op de verklaring. Zo kun je worden aangereden bijvoorbeeld, en gaat deze of gene zich vragen stellen over de manier waarop je de zaak afhandelt. Langzaam maar zeker lijkt duidelijk te worden wat de ware toedracht is. De ware toedracht is dat ik tekort schiet. Althans, zo lijkt het. Wellicht was het calvinisme ook iets in deze trant. Je zegt dat je tekort schiet omdat de ander jou dat lijkt te verklaren, en zo geef je blijk van je verlangen naar Gods oordeel.

Maar in werkelijkheid heeft die ander jou nog helemaal niets verklaard. Wel gaat hij langzaam denken dat ik paranoïde ben, dat ik overal betekenis zie die er niet is.

Dat is hoe het spel gespeeld wordt.



zondag 24 mei 2015

Ik trek me terug

Ergens lees ik dat we de terugtrekking van het zelf op zichzelf te danken hebben aan de gnostici. Dat verklaart dus waarom ik me hier in deze blogs terugtrek en binnen deze blogs in mezelf terugtrek in deze serie Verklaarme.

Dat zelf ontzelf ik dan weer, ik theatraliseer en exhibitioneer het, ik weet het.

Maar toch. Er is ook een stuk genot te vinden in die pure terugtrekking binnen dit witte vlak waar ik niet word gestoord door onderbrekingen en de ander kan beschouwen als een eindeloze reeks conceptualiseringen en schimmen die in mijn ooghoeken opduiken. Had ik u daarvoor al bedankt, voor die rol in mijn  Theatre of the Self?

Reculer pour mieux sauter, heet het adagium. Het is niet uitgesloten dat deze terugtrekking ook kan worden gezien als een in-de-wereld-zijn, zelfs als een zich-openen-naar-de-wereld, een zich-extra-openen-naar-de-wereld. Want die wereld, die bevat sinds de gnostici vooral mensen die zich terugtrekken in zichzelf, en je kunt dat niet blijven negeren, al helemaal niet als je je wil openstellen voor de wereld.

Dat zelf, ik onderzoek het graag, als aanzet tot het mij laten verklaren, want u weet, in deze serie is dat uw taak, niet de mijne. Ik draai er wat omheen, besnuffel het, leg het uiteen in een paar zinnen en enkele gerafelde hypotheses. Ik leen bij voorkeur formats van Kafka, toch wel een goede schrijver, vind ik persoonlijk. Want humor hoort ook bij het proces, het proces van zelfbesnuffeling.

En that's it. Om bij dat zelf succesvol te kunnen verwijlen moet je een klein beetje afstand houden. Want het werkt als een draaikolk die je mee naar beneden zuigt als je te dicht in de buurt komt. Dat heb ik allang gezien, maakt u zich geen zorgen. Daarom moet je ook op tijd stoppen. Daarom schrijf ik liever een blog dan een boek.

zaterdag 23 mei 2015

Wat u voor mij doet

Het is de bedoeling dat ik u steeds een voorzet geef voor de verklaring, de verklaring van wat ik ben. Want u bent degene die mij verklaart. U verklaart me dat ik onhelder ben. En daarom pas ik zo goed bij u, want u bent enorm goed in verklaren, en ik acht u in staat ook mij te verklaren, te verklaren wat ik ben.

Daarom heb ik u verteld dat u mijn leraar bent. Ik leer elke dag weer heel veel van u, van wat u zegt en zelfs van uw zwijgen. Want u zwijgt in overvloed, zoveel dat ik gerust durf te zeggen dat we niet in een gesprek verwikkeld zijn. Ik spreek u aan maar eigenlijk doe ik maar wat, want ik weet niet eens tegen wie ik het heb.

Is het al zo ver dat zich een nieuwe formule aandient? Het leraar-leerlingmodel voldeed niet. Ik ben geen goede leerling. Ik ben slecht in reproductie, en ben zelden op de juiste tijd op de juiste plaats, toch een basisvoorwaarde om überhaupt een toets te kunnen maken.

Vandaag dacht ik: eigenlijk ben ik in gesprek met mezelf, en neem u als getuige erbij. Soms kies ik een getuige, ik stuur mijn blog gericht naar iemand die me het materiaal voor mijn blog heeft aangeleverd. Is het dank, is het een truc om de ander tot lezen te verleiden, wel wetende dat mensen nu eenmaal eerder iets lezen als ze weten dat het over henzelf gaat? Of is het puur gif, een poging u op te zadelen met een vaag schuldgevoel omdat u het idee heeft dat u dit eigenlijk had moeten lezen?

Kortom, ik zal moeten leven met het gegeven dat uw rol voor mij onhelder is, en wel voor altijd onopgehelderd zal blijven.

Dat zou totaal onbelangrijk kunnen zijn, ware het niet dat ik niet alleen opgezadeld wil blijven met mezelf. Ik heb nu eenmaal dat contact nodig, al is het maar virtueel.

Daarom zal ik u moeten verwerken in mijn concept. Is het niet als leraar, het concept leraar, dan maar met een onhelder, paradoxaal of obscuur concept. Met andere woorden, u bent voor mij conceptgenererend. Door uw inbreng krijg ik de behoefte steeds nieuwe concepten van u te genereren, concepten die zich steeds aandienen met alles wat u zegt en verzwijgt. Het lijkt dus of ik het werk doe, maar in eigenlijkere zin doet u het. U doet het voor mij.

Ik hoop dat u dat goed vindt, dat ik u verwerk tot een concept, het concept van u. En anders hoor ik het graag.





maandag 18 mei 2015

Virtù

Een scherpe vriend legde me op de pijnbank met mijn ogenschijnlijk sympathieke idee van leerweg. Dient het een verderliggend doel of moeten we het op een zenmanier begrijpen, in de zin dat we altijd blijven leren?

Het is te vroeg om daarop een zinnig antwoord te geven.

Dat antwoord suggereert dat er een tijd en een doel van het leren is: zinnig antwoord kunnen geven.
Het leert ons ook dat mijn antwoorden voorlopig onzinnig zullen zijn, alle antwoorden en blogs die ik schrijf, inclusief deze. Leg hem dus maar opzij, druk op de 'killer' rechtsboven op uw scherm!

... Bent u er nog? Dan geeft u blijk van een enorme welwillendheid, want veel valt er niet te halen vooralsnog, in deze blogs.

Ik heb opnieuw geleerd dat je niet alles kunt blijven uitstellen. Soms moet je iets beslissen, al is het om voorlopig maar even niets te beslissen. Ook daarvan was u zojuist getuige.

In concreto (ja, waar wil ik naartoe?) moet ik beslissen of ik een doel wil bereiken of dat het leren zelf mijn doel is. In dat geval heb ik mijn doel al bereikt, wat alleen maar de onzinnigheid van mijn onderneming onderstreept. Wat wel weer aantrekkelijk is. Bij zen hoort dat je al gered bent, juist daarom ga je die weg. Ook bij Paulus werkt het zo: geloof (dus redding), hoop (= volhouden) en liefde (= werk aan de winkel). Zen en Paulus over één kam geschoren!

Daarmee dient zich een ander alternatief aan. Redding is allerminst gegeven. Sterker nog, redding is voorgoed onmogelijk geworden. "De deur was alleen voor jou bestemd, maar nu ga ik hem sluiten", luidt het in 'Voor de wet' van Kafka.

Geen leerweg dus, niet als leraar en niet als leerling.

Ik sta voor de noodzaak om een andere smoes te bedenken om door te gaan met schrijven.

Het eerste wat me te binnen schiet is 'sorry'! (Doet het altijd goed, zolang het duurt.)

Maar geef toe, je moet wel durven!



zaterdag 16 mei 2015

Hinausinterpretieren

In de blog over Arina Banga en Sokrates moest ik mijn toevlucht zoeken tot hineininterpretieren omdat ik meende dat er iets in de teksten zat maar het niet zag, de zon, de ideeënleer. Het klinkt als een vies woord en het is een echte overtreding wanneer je ook maar een greintje respect hebt voor de vorm, waaraan Arina en Sokrates zo hechten. Ik koppelde bovendien de enkelvoudvorm aan de politiek.

Waar ben ik eigenlijk mee bezig als ik overga tot hineininterpretieren? Verklaarme. En waarom heet dat nog 'interpretieren', en dan ook nog met een Duits woord?

Ziedaar vragen die zich als aanklacht tegen mij richten, lang voordat iemand ook maar die aanklacht tot mij richt. De aanklacht moet er zijn, al zie ik hem niet. Ook de aanklacht is een hineininterpretieren.

Al lang geleden ben ik gestopt te denken dat ik beschik over een identiteit. Ik kan dus niet volstaan met 'dat zegt iets over mij'. Dat 'mij', dat is ook maar weer een tussenstation waar tekens doorheen gaan, verwijzend naar weer andere dingen enzovoorts. Maar dat betekent ook dat datgene wat ik hineininterpretier ergens vandaan komt. Ik voeg iets in dat er is, dat ergens is. En ik besluit dat datgene het is wat ik zocht, waarvan ik dacht dat het ontbrak.

Eigenlijk wilde ik op een onhandige manier zeggen dat politiek te maken heeft met beslissingen, omdat de oneindige rondjes der betekenissen ondraaglijk zijn. Inderdaad, dat heb ik ook gezegd, ik heb de politiek ingevoerd. Maar ik had het rechtstreekser kunnen zeggen. Het is voor mij ondraaglijk dat er iets in een tekst is wat ik niet kan begrijpen. Ook de lezer vindt dat onverdraaglijk. Hij weet niet waar ik heen wil, wat mijn punt is. En diezelfde lezer zal zijn vinger naar mij wijzen wanneer ik hineininterpretier, want ik wijs iets aan wat er gewoon niet staat.

Kortom, het hineininterpretieren komt voort uit onvermogen. Teksten zijn onleesbaar, wellicht zijn alle teksten dat. Dat hebben we gewoon te accepteren. Maar het is nog iets anders om dat dan maar meteen te bejubelen. We zijn erop gesteld geraakt een tekst begrijpelijk te maken met een nog begrijpelijkere andere tekst. Interpreteren heet dat. Opdat de tekens kunnen doorverwijzen én de oneindige verwijzing een halt wordt toegeroepen.

Met mijn toneelstukje van het hineininterpretieren heb ik achteraf gezien een paar dingen gewonnen. Ik heb mijn onvermogen toegegeven (retorisch schijnt dat sterk te zijn; gisteren zei de schoenenverkoper me nog dat hij 'eerlijk moest zeggen dat deze schoenen wel op de afprijstafel stonden maar niet afgeprijsd waren'; en inderdaad, uiteindelijk heb ik die schoenen wel gewoon gekocht). Daarnaast heb ik de dubbele structuur van tekens begrijpen - doorverwijzing en afstoppen van doorverwijzing - weergegeven met een term waarin beide aspecten zijn vertegenwoordigd: interpretieren én het hinein-. Daarbij is onhelder wat precies wat vertegenwoordigt. Wellicht is het interpretieren het stoppen van de doorverwijzing, en het hinein het inbrengen van andere tekens die het proces weer laten doorlopen.

Het woord dat ik in Arina's proefschrift van buitenaf heb ingebracht is 'zonneschijn'. Het woord hoort niet thuis in een vraagstelling waar het gaat over het linking element en. Met andere woorden, er keert niets om. De beweging gaat nog steeds van de vorm naar de functie en de betekenis, de functie en de betekenis volgen de vorm. Je zou uiteraard wel kunnen wijzen op een beslissingselement in de vraagstelling. Waarom beperk je je tot de tussenklank en in verband met de meervoudbetekenis? Waarom niet ook de tussenklank e in verband met de enkelvoudbetekenis? Hier zou je het gelijk van Plato op het spoor kunnen komen. De zonneschijn is de beweging van de zon (de idee of vorm van het goede) naar de zijnden. Nog steeds volgen dan betekenis en functie de vorm. Maar de taalvorm wordt nu belicht vanuit een andere vorm, de idee. Met de complicatie uiteraard dat de vorm bij Plato allerminst evident is, het is niet eens evident dat ze enkelvoudig is. Zoals gezegd, we zijn afhankelijk van het gedraai van de berichtenstok.

Wat betreft het proefschrift: bij een onderzoek liggen de beslissingen vaak in de beperking van de vraagstelling. Daarbij worden niet alle redenen uitgelegd. Om de redenen van de beperking te vatten heb je dus aanvullende middelen nodig. Je kunt bijvoorbeeld hypotheses opwerpen die de vraag beantwoorden. Je kunt vragen stellen aan de onderzoeker. Maar ook hier ben je al bezig met beslissen. Mijn beslissing is hineininterpretieren om te kijken of dat iets oplevert. En levert het iets op, dan zoek ik naar bevestiging in de tekst. Daarom sprak ik van een toneelstukje. Ik weet ook wel dat je niet zo maar mag hineininterpretieren. Maar op heuristisch gebied heb je een grotere vrijheid.

Dat aanwijzen van mijn vondsten in de tekst heb ik in mijn blog nagelaten. Ook dat deed ik bewust, om zodoende uit te leggen dat politiek te maken heeft met het afkappen, zoals Sokrates in Theaitetos en ik op mijn verjaardag. Maar nu heb ik dat excuus niet meer, en we weten ook dat Sokrates na Theaitetos zijn vraagstelling weer heeft opgenomen in andere gesprekken.

Mijn vondst was het woord zonneschijn: wel een tussenklank, geen meervoud. Ik had misschien ook kunnen denken aan zondag: geen tussenklank, geen meervoud. Ik had het vermoeden dat de meeste mensen hierbij zullen denken aan enkelvoud. Bovendien is mij verteld dat het enkelvoud, het niet voorkomen van zon in meervoud, de reden is dat de tussenklank in zonneschijn niet op -n eindigt. De taal gaat hier tegen de natuurwetenschap en de algemene kennis in. Schijnbaar sluit ze zich op in de conventie. Maar in Nederland bestaat er ook een traditie van aanpassingen van de spelling aan nieuwe inzichten. De ene traditie tegen de andere dus. Conventie tegen hervorming.

Laten we eens kijken waar de zon, de zonneschijn en het enkelvoud in Arina's proefschrift opduiken. Op twee plaatsen noemt Arina de zon. De eerste: het voorstel van promotor Anneke Neijt om met Arina in het zonnetje te gaan eten (p.10), wat Arina achteraf opvatte als voorteken van de goede samenwerking. Je zou de zon hier - in niet-linguïstische zin - kunnen opvatten als linking element tussen Anneke Neijt en Arina.

De tweede plaats is p.51, waar Arina aan proefpersonen onder andere de volgende zin voorlegt:

6. X = een bewegend wiel / een bewegend rad / een bewegend stel wielen / een bewegend raderwerk

De hemellichamen draaien in dat stelsel allemaal om een enkele zon heen. Als het stelsel gefilmd zou worden, dan zou je X zien, een ...

wielplanetarium      0  0  0  0  0  0  0     wielenplanetarium

Met deze vraag kun je onderzoeken of meervoudpreferenties bij de keuze voor X invloed hebben op de keuze voor de tussenklank in wielplanetarium/ wielenplanetarium. In de verwerking wordt dus de verhouding tussen X en en gemeten. De zon komt in deze vraag wel voor, maar ligt min of meer buiten het gemetene. Ook in de alternatieven wielplanetarium/wielenplanetarium is van de zon niet apart rekenschap gegeven. In het woord planetarium is de zon afwezig, in het begrip is het verondersteld (zo is er ook een zon in het planetarium van Franeker).

Wat betreft het enkelvoud: dit wordt, zoals het voorbeeld ook laat zien, wel gemeten, en hoort dus bij het onderzoek. Op p.33 lezen we:
The aims of the present experiment are to investigate whether plurality plays a role in form preferences with regard to novel compounds and whether the preference for including the linking element en is influenced by contextual factors such as plural or singular meaning and plural or singular form.
Het onderzoek van enkelvoudbetekenissen lijkt secundair. Wanneer de proefpersonen de keuze hebben tussen enkelvoud en meervoud wordt het meervoud meetbaar. De meting van het enkelvoud is een bijkomend resultaat.

Conclusie: het enkelvoud (van vorm en betekenis) verschijnt in het proefschrift van Arina als veronderstelling, gemeten en ongemeten contextuele factor en bijkomend meetresultaat. Dit kan worden geïllustreerd aan de zon:
  • De zon is verondersteld in het woord wiel(en)planetarium.
  • De zon is gemeten contextuele factor als onderdeel van een zin waarin X wordt gemeten.
  • De zon is ongemeten contextuele factor als woord dat onderdeel van deze zin vormt. 
  • De zon is bijkomend resultaat voorzover alle conclusies de preferenties van de proefpersonen worden beïnvloed door contextfactoren, waaronder ook enkelvoud. Maar de zon vormt hiervan weer een ongemeten onderdeel.
Zo ontstaat een heel stelsel van gemeten en ongemeten factoren die worden betrokken op de centrale vraagstelling, die gaat over de verhouding tussen tussenklank en en meervoudsbetekenis. Je zou bij dit proefschrift, zoals bij elk proefschrift en wellicht bij de structuur van de rationaliteit zelf, kunnen spreken van een gecentreerde orde, waarbij de diverse elementen hun eigen plaats en functie hebben. De zon, het woord en het begrip zon, speelt in dit proefschrift een rol op de achtergrond: enkelvoudig, ongemeten (indirect gemeten), bijkomend, verondersteld.

In plaats van zonneschijn zou je dus eerder moeten denken aan zonnestelsel als metafoor die de logica van het proefschrift samenhoudt. Niet per se ons zonnestelsel, de vraag op p.51 spreekt van 'dat stelsel', terwijl de definitie van planetarium op Wikipedia - wellicht ten onrechte - spreekt van 'ons zonnestelsel'. Dat 'dat' past uitstekend in de metafoor, want de context waarbinnen de onderzoeksvraag wordt gesteld is het taalrelativisme: er zijn diverse talen, en voor het Nederlands is bijzonder dat de tussenklank en optioneel kan zijn (viskom of vissenkom), waardoor de verhouding tot de meervoudbetekenis meetbaar en zichtbaar wordt.

Een nog betere metafoor zou 'planetarium' zijn, omdat het proefschrift de dominante relaties in vergelijking met andere talen presenteert in een model, een schematische beschrijving van wat er in werkelijkheid gebeurt.

En in dat planetarium is Jupiter de planeet, de planeet bij uitstek:
The Dutch linking element en seems small, but the planet Jupiter also seems small if you look at it from the Earth. (p.23)
Jupiter, omdat Jupiter de grootste is. Misschien speelt ook mee dat Jupiter bij de Romeinen als de oppergod werd gezien. In elk geval speelt het in die zin mee dat de grootste planeet Jupiter werd genoemd omdat Jupiter de oppergod was. Dat de grootste planeet wordt gekozen heeft te maken met de logica van de zin. Iets dat van ver af heel klein lijkt, kan van dichtbij heel groot zijn. Met andere woorden: de tussenklank en kan heel belangrijk zijn.

Het is dus van belang om een ander perspectief te kiezen. Blijf je op de aarde, dan blijft Jupiter heel klein. Natuurlijk is dit in strikte zin niet waar. Je kunt een telescoop gebruiken of door nadenken en meten erachter komen dat Jupiter heel groot is. Maar je hebt dan in metaforische zin de aarde al verlaten, door instrumenten te gebruiken en te denken neem je een ander perspectief in en kun je dingen anders waarnemen.

Het is dus niet de waarneming die telt, het gaat om de andere waarneming, de waarneming vanuit een ander perspectief. Terwijl de meeste mensen geneigd zijn de tussenklank als klein en onbetekenend te zien, is hij vanuit een andere waarneming, waarbij je nadenkt en instrumenten gebruikt, groot en betekenisvol.

Maar wat is er nu in dit proefschrift groot en betekenisvol, waarom is de tussenklank en zo betekenisvol? Het heeft te maken met de waarneming van deze klank als meervoud, een waarneming die niet de primaire functie van en is, die erin bestaat twee zelfstandige naamwoorden te verbinden. Je zou kunnen spreken van een secundaire functie, een functie die niet de zon is maar de grootste planeet, Jupiter. De waarneming als meervoud is Jupiter. Jupiter, enkelvoud en meervoud tegelijk. Als planeet maakt hij deel uit van het meervoud planeten in tegenstelling tot het enkelvoud zon. Maar als Jupiter is deze meervoudbetekenis belangrijker dan de andere betekenissen, zoals het ritme en het enkelvoud.

Je zou dit als compensatiefenomeen kunnen duiden. Je maakt van twee woorden één woord, van meervoud enkelvoud: het wielenplanetarium. Maar als compensatie neem je het eerste element als meervoud waar. De compensatie is dan wel alleen maar denkbeeldig, want de vorm blijft enkelvoud, en de betekenis en functie volgen de vorm. Maar compensatie, daarmee ben je al zowat in de psychologie beland. Daarmee doe je geen recht aan de prioriteit van de taalvorm. Zou het kunnen dat we dat enkelvoud niet als meervoud waarnemen, maar dat het ook werkelijk meervoud is?

Dat geldt voor de samengestelde vorm (wielenplanetarium), maar ook voor de tussenklank. Formeel is de taalvorm en noch enkelvoud noch meervoud. We nemen die vorm waar als meervoud. Maar de betekenis van onze waarneming gaat boven het incidentele, toevallig, contingente karakter van de waarneming uit. We nemen en waar als meervoud omdat het in werkelijkheid ook meervoud is.

De taalvorm en is meervoudig omdat hij zowel tussenklank is als betekenisbeïnvloeding. Primair is hij tussenklank, maar daarnaast ook betekenisfactor. De taalvorm, schijnbaar noch enkelvoud noch meervoud, is in werkelijkheid meervoudig omdat we niet in staat zijn ons tot de hoofdzaak te beperken, tot de zon. We zijn niet in staat om alleen maar naar de zon te kijken en daarom kijken we naar de planeet, naar het planetarium. En precies dit houdt ons steeds op het spoor van de hoofdzaak, het centrum. Doordat we iets als meervoud waarnemen kunnen we naar de vorm kijken en zien we dat de vorm nooit alleen de vorm is, maar daarnaast ook iets anders, de essentiële meervoudigheid der dingen.

Dit zou je hineininterpretieren kunnen noemen (waarmee ik dus alsnog mijn gelijk haal, ik betweter tegen beter weten in). Je brengt het meervoud van buitenaf in maar precies daardoor ontdek je dat het meervoud er altijd al was. Het heeft dezelfde structuur als een self fulfilling prophecy. Doordat je zegt dat iets zo zal zijn zal het zo zijn precies omdat je gezegd hebt dat het zo is. Niet dat we hier noodzakelijk in de psychologie zitten, de wetenschap waarin gedrag en mentale fenomenen centraal staan, waaronder de waarneming. Vanuit de waarneming zelf is immers niet te beoordelen of de taalvorm enkelvoud of meervoud is. Wel zitten we nog in de linguïstiek, want de waarneming is een functie gebleken van de taalvorm. Maar we zitten ook in de pragmatiek, want de contextfactoren van de taalvorm worden deel van die taalvorm en openen die vorm naar de schijnbare buitenwereld. Misschien zou je van hinausinterpretieren moeten spreken.

Schijnbaar, want in werkelijkheid wordt de grens tussen binnen- en buitenwereld vanwege de taalvorm onbeslisbaar. In de taalvorm wordt een vreemde factor geïntroduceerd, de waarneming als meervoud, die zelf primair psychologisch leek. Met andere woorden: wanneer de proefpersonen denken dat ze van buitenaf worden beïnvloed door de taal zitten ze in werkelijkheid binnen de taal omdat hun beslissingen, meer dan ze denken, worden beïnvloed door taal. Wat neurofysiologie en identiteit lijkt, is in werkelijkheid meervoudbetekenis.

Heeft nu de term zonneschijn geen betekenis meer, niet de betekenis die ik met Plato in Arina's proefschrift wilde hineininterpretieren? Het ging om de enkelvoudbetekenis die wordt uitgedrukt in de tussenklank en waarbij het van geen belang leek dat de zon in werkelijkheid in meervoud bestaat. Het lijkt inderdaad erop dat de zonneschijn geen toegevoegde betekenis heeft. De vorm beïnvloedt de betekenis, en als het (n)e is in plaats van en zal iedereen wellicht eerder aan de enkelvoudbetekenis denken. Er lijkt dus geen draaiing te zijn die ons beduvelt, zoals ik suggereerde.

Aan de andere kant komt met het woord zonneschijn de vraag op hoe het essentiële meervoud van de taalvorm zich verhoudt tot kennis, de vraag die niet alleen Plato bezighield maar ook elke wetenschapper, of z/hij nu een proefschrift schrijft of niet. Blijkbaar zijn er ook andere factoren die meespelen dan de meervoudsbetekenis, en die de uitdrukking daarvan in de taal blokkeren. Een verklaring biedt, bedoeld én onbedoeld, Geert Joris (algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie) in zijn reactie op het proefschrift. Hij beroept zich voor zijn verzet tegen spellinghervorming behalve op een beslissing op ministerieel niveau van 2005 op 'één smeekbede uit alle geledingen van de maatschappij: laat de spelling met rust'. Joris vecht in zijn eentje tegen de draak, namens iedereen. Het woord één is een nadrukkelijk enkelvoud, evenals Joris' verzekering dat hij hervorming zal tegenhouden zolang hij secretaris is. Duidelijker had hij niet kunnen uitdrukken hoe politiek werkt: spreken in enkelvoud waarbij wordt beweerd dat het geheel van alle stemmen wordt vertegenwoordigd. De politiek bepaalt noch de taal noch de kennis, maar wel hoe kennis wordt uitgedrukt in de taal, zo lijkt het. Zonneschijn, de schijn van verzwegen meervoud uitgedrukt in enkelvoud.

De filosofische vraag is nu: hoe ver gaat de invloed van de politiek op de taal, op de wetten der linguïstiek en op de tussenklank? Kunnen we hier ook spreken van een essentiële invloed, en in welke richting? En hoe is de enkelvoudige (zonne)schijn van de politiek gerelateerd aan het essentiële meervoud van de taalvormen?

Mij lijkt van wel, er is een essentiële invloed, en wel in beide richtingen. Van de taalvormen naar de politiek en van de politiek naar de taalvormen. Maar de bewijslast is niet gering. We moeten in staat zijn deze correlatie aan te wijzen in de linguïstiek van het proefschrift, om te laten zien hoe binnen en buiten worden verward en grenzen steeds opnieuw worden getrokken. Ik hap even naar adem en probeer de zaken kort te sluiten.

De politiek van taalvormen is de vrijheid of macht om kennis op een bepaalde manier in de taal uit te drukken, wel of niet, hermetisch, schijn, leugen, retorisch, naïef, persoonlijk, neutraal. Zo kun je meervoud als enkelvoud weergeven en enkelvoud als meervoud. Zo is de beslissing van Arina om van de meervoudbetekenis de kern van haar onderzoek te maken een politieke beslissing. Het had evengoed enkelvoud kunnen zijn, maar het werd meervoud. Vaak wordt verwezen naar een 'subject' dat de politiek bepaalt, dat met de politiek macht uitoefent over de ander en over zichzelf, een individu, een volk, een groep etc.

Welnu, dat subject is niet meer dan een naam die de dynamieken zogenaamd verklaart maar in feite verhult. Het subject kan de taal slechts hanteren voorzover het deze kan relateren aan de 'werkelijkheid', dat wil zeggen de kennis die we ervan hebben. En omdat kennis de vorm aanneemt van taal kun je dus met goed recht subjectiviteit zelf als taalvorm zien, als een taalvorm die de dynamieken reduceert tot een imaginair centrum van betekenis, een imaginaire reductie van meervoud tot imaginair enkelvoud. Ditmaal lijkt de taalvorm dus essentieel enkelvoudig: het subject, subjectiviteit. Maar dan vergeten we dat de politieke reductie slechts schijnbaar is en dat die alleen maar mogelijk is voorzover ze betrekking heeft op een werkelijke meervoudigheid.

Bijvoorbeeld: een politicus moet zelf doorhebben dat zijn gebruik van woorden als één smeekbede imaginair is om met dat woord de werkelijke, meervoudige, diverse smeekbeden te kunnen honoreren, om er grip op te krijgen en in te zetten in zijn strijd tegen de draak, Joris tegen het en.

Je zou de formulering 'dat stelsel' (p.51) in Arina's proefschrift kunnen zien als een politieke formulering. Een formulering die enkelvoud suggereert waar in werkelijkheid meervoud is. Arina kiest hier voor enkelvoud, misschien om de zin niet te gecompliceerd te maken en het meervoud te leggen in het woord dat er hier meer toe doet: 'hemellichamen'. Een meervoud dat uiteraard nog veel sterker wordt door bij hemellichamen 'allemaal' toe te voegen, en het te contrasteren met 'een enkele zon'. Maar juist de toevoegingen brengen ons ook bij 'stelsel' en 'zon' weer op het spoor van de meervoudigheid. Een 'enkele zon', hoezo, hadden dat er ook meer kunnen zijn? Ja, want het gaat niet over ons zonnestelsel. Okee, waaraan zie je dat? Aan het 'dat' in 'dat stelsel'. Daarmee worden we eraan herinnerd dat er meer stelsels zijn, dat je vanuit het ene zonnestelsel kijkt naar het andere.

Nog een politieke beslissing in het proefschrift die zelf wel en geen taalvorm is, waarmee een vreemd element zelf deel gaat uitmaken van de taal: het taalrelativisme. Je zou dit kunnen beschouwen als een theorie over de meervoudigheid van talen naar analogie van de zonnestelsels. Er zijn meer talen, en elke taal kent zijn eigen taalwetten, zijn ene zon en zijn planeten. Het is de taal die ons doet spreken van 'relativisme' waar in werkelijkheid meervoudigheid kan zijn bedoeld. Of enkelvoud.

Dit woord 'relativisme' klopt niet, en we weten dat. Er zijn wel degelijk relaties, overgangen, vertalingen, onderscheid tussen dialecten, momenten van taalverwerving, beïnvloeding van de ene taal door de andere enzovoort. Het gaat dus niet om realiteiten die los van elkaar zouden bestaan en afzonderlijk gezien een eenheid vormen, als enkelvoud binnen een meervoudig universum. De talen zijn zelf ook meervoudig.

Maakt dit iets uit voor de linguïstische stellingen van Arina? Ogenschijnlijk niet, want het gaat haar erom te laten zien dat verschillen in taal, hetzij als moedertaal hetzij als tweede taal, invloed hebben op taalconcept en het denken. Het gaat dus om taalverschillen, niet noodzakelijk om de onderlinge afgrenzing van talen en talige identiteit. Waarom spreekt Arina dan toch van talen in gangbare nationale en regionale termen, van 'moedertaal' en andere vastomlijnde taalconcepties? Waarom heeft ze dan de notie 'linguistic relativity' nodig en volstaat ze niet met de notie 'taalverschillen'?

Een filosoof zou kunnen wijzen op het cirkelkarakter inherent aan de term taalrelativisme. In de negentiende eeuw werd de taal door Von Humboldt gebruikt in nauw verband met termen als 'Weltanschauung' en 'Weltansicht'. Dat werd als iets moois gezien. De taal moet bij voorkeur leiden tot een denken dat het denken over de taal heeft voortgebracht, dat in de taal ligt opgeslagen. Toch geeft het volgende citaat ook te denken, al is niet zeker of het aan Von Humboldt kan worden toegeschreven:
"Die gefährlichste Weltanschauung ist die Weltanschauung derer, die die Welt nie angeschaut haben."
Zou het bij de taal dan werkelijk om de wereld zelf gaan, en niet zozeer over de vormen waarin we erover spreken? En is het mogelijk, zoals het citaat suggereert, dat we ons in de wereld kunnen bevinden zonder ernaar te kijken? Maar bovenal: waarom dat enkelvoud, 'Welt'? Is dat niet de allergevaarlijkste Weltanschauung, waarin je suggereert dat er maar één wereld is en dat dat toevallig de wereld is die in jouw moedertaal wordt uitgedrukt? Nog één stap zijn we verwijderd van Heidegger, ook al zag deze behalve het Duits ook het Oud-Grieks als enige taal van het denken.



(Terloops signaleer ik even dat we weer Duits beginnen te praten. Daarmee is deels ook de vraag beantwoord die ik opwierp, waarom we hineininterpretieren alleen in het Duits kunnen zeggen. Het is een linking element met de enorm rijke traditie van interpretatie die de bijbelse exegese heeft uitgevouwen over de tekst, en via de tekst over de wereld en de Weltanschauung. Met Von Humboldt en met de hermeneutiek van Schleiermacher. Je zou kunnen zeggen dat het interpretieren is uitgebouwd tot een hinausinterpretieren. Met de taalfilosofie heeft Duitsland zichzelf op de kaart gezet, als volk, taal en land. Bovendien is langs deze weg het gevaar van hineininterpretieren aan het licht gekomen. Het gevaar is dat taal en Weltanschauung zich ineens geconfronteerd zien met een wereld van buiten, een andere wereld, de wereld van de ander, een meervoudige wereld. Maar dit is weer voer voor een andere blog...)

Maar welke kant we ook op denken, we bevinden ons van meet af aan in de politiek. Neem je een nationale taal, dan kun je het over Duits en Nederlands hebben, maar zou je het Fries moeten buitensluiten. Neem je een erkende taal, dan kun je het over het Fries hebben, maar niet over het Limburgs, als dat al zou bestaan. En inderdaad, als het zou bestaan, dan als meervoud, niet als enkelvoud.

Het probleem van de term 'taalrelativisme' is dat hij meer waarheid uitdrukt dan hij wil uitdrukken, meer meervoud. Zoveel meervoud dat de term voor een onderzoek onhanteerbaar wordt en vanzelf, automatisch, per definitie, vraagt om een pragmatische aanpak. Pragmatisch, dus politiek, omdat de taalvormen daar zelf om vragen. (Ik ben me ervan bewust dat ik nu zelf klink als Joris tegen de draak.) De taalvormen drukken denken uit, en het denken is gediend met pragmatiek om de taalvormen beter te begrijpen.

Dus inderdaad, de politiek beïnvloedt essentieel de taal en omgekeerd. Maar deze wederzijdse beïnvloeding maakt ook dat de essentie de vorm van schijn aanneemt, de belangrijkste les van Nietzsche. Op het gevaar af Nietzsche tot een waarheidsprofeet te bombarderen zou je zijn filosofie kunnen samenvatten rond de stelling dat je de waarheid niet kunt behandelen zonder tegelijk ook de schijn te behandelen.

(Zou Nietzsche tegenwoordig het proefschrift van Arina Banga lezen, dan zou hij misschien beginnen bij de naam Planet Eyelash. Hij zou er al googelend achterkomen dat je bij Planet je nagels kunt laten lakken op een speciale manier en dat je je eyelashes kunt laten voorzien van eyelash extensions. Wat is echt, wat is schijn, hoe functioneel is de schijn, hoe schijnbaar functioneel?)

Inmiddels ben ik zo ver dat ik denk enkele lessen te hebben geleerd aan de hand van het proefschrift van Arina en dat ik het belang van de tussenklank en niet gauw meer zal onderschatten. Schijnbaar onbelangrijk, maar in werkelijkheid belangrijk, ook als we nog niet goed weten hoe belangrijk precies.


Afbeeldingsresultaat voor planetarium franeker eise eisinga





donderdag 7 mei 2015

U bent mijn leraar

Wanneer ik met anderen praat over mijn blogs vertel ik vooral van fascinatie, en van betekenisvol toeval. Ik vertrouw blind op dat toeval, het is mijn uitgangspunt om er iets mee te doen.

Daardoor begrijp ik ook beter waarom sommigen dat gepraat over mijn blogs woordkramerij vinden, zeggen dat het gesloten overkomt, of nog erger: dat ik denk dat zij weten wat ze ervan vinden. Eerst schrik ik van die reacties, ik ga in de verdediging, wat toch de beste aanval is. Dan denk ik dat ze iets tegen rationalisme of filosofie hebben. Ik wil er graag over praten. Maar de ander heeft al geen zin meer. Iets wat niet aantrekkelijk is gaat dat niet alsnog worden door uitleg.

Nee, het is niet dat rationalisme wat lezers afkeer inboezemt. Het gaat eerder om de suggestie van betekenisvol toeval. Ik ken, zo lijkt het, aan allerlei zaken betekenis toe, getallen, taalfenomenen, feiten, gedachten. En vervolgens zie ik ook nog eens samenhang, ik zet die dingen bij elkaar terwijl het niet vaststaat dat ze bij elkaar horen! Er ontstaat zodoende een gesloten geheel waarin de ander niet kan en wil doordringen. Hij kan het niet omdat hij het niet wil, hij wil het niet omdat hij het niet kan.

Zo lijkt er iets te ontstaan van wederzijdse afwending. De gesloten wereld projecteer ik als kritisch oordeel op de ander, de ander ziet dat als teken van mijn afwending van hem en wendt zich op zijn beurt van mij af. Het is niet de wederzijdse afwending van het duel, waarin de deelnemers volgens de spelregels met afgemeten passen doorlopen, als voorstadium van de toewending met pistool. Nee, het is een afwending in onverschilligheid. De blog maakt niet eens een verschil terwijl een goede of slechte tekst dat verschil wel zou moeten maken.

En zo belanden we bij het model van de kritiek. Iets wat geen verschil maakt is niet kritisch. De lezer is ook niet kritisch. Hij bedoelt zijn opmerking niet als kritiek. Het is een gewone, enigszins afgedwongen, neutrale mededeling. En ik ben niet kritisch, want ik blijf gefascineerd raken door alles wat zich aandient, zelfs als het me laat schrikken, of een domper op de vreugde zet.

Het verklaart misschien ... maar nu ben ik weer op u aan het projecteren, zoals permanent in deze serie Verklaarme ... het verklaart misschien waarom ik het steeds erger maak. Waarom ik de grenzen opzoek. Waarom ik de dialoog bij voorbaat blokkeer. Ik doe dat om iets van mijn eigen schrijven af te dwingen en aan u voor te leggen. Maar wat ik u voorleg is geen les die ik u lees, geen oordeel. Maar het is wel een les.

Ik bevind me namelijk in een leerproces. Ik ben een leerling. Uw leerling, leerling van Google, de filosofen, van de dingen inclusief de getallen.

Wat nog iets anders is dan te zeggen dat ik iets leer. Leerlingen zijn meestal lui, ze zoeken de grenzen op, zijn meer geïnteresseerd in elkaar dan in de leraar die voor de klas staat. Ze stellen misplaatste vragen. Ze leren alleen voor de toets, zoals ik een boek lees om erover te bloggen.

Mijn beste leraar was mijn slechtste leraar. Pastoor Rongen. Hij weigerde ons gymnasiasten nog langer les te geven omdat we teveel herrie maakten en hij gehoorproblemen had. Hij hoorde alleen maar een waterval. Hij was een pastoor met een onmogelijk vak, godsdienst, en dat in de jaren zeventig. In de havoklas van mijn oudste zus doceerde de pastoor moeilijke filosofie over de hoofden van de leerlingen heen. Toch is mijn zus Les mains sales gaan lezen, Sartre dus, in een krantenuitgave, 'Bulkboek'. Via mijn zus, haar kopiërend met lezen zoals ik ook ooit door haar heb leren schrijven, ben ik pastoor Rongen gaan imiteren. 's Ochtends, voor school, vertaalde hij een paar uur L'être et le néant. Ik ben dat ook gaan doen, en doe dat in zekere zin nog steeds.

Zonder pastoor Rongen was ik nooit in die filosofie geraakt, de idee dat er zin is in de wereld, zelfs als je die, zoals bij Sartre, zelf moet afdwingen, in een projet. Ik heb de pastoor dat ooit proberen te vertellen, dat zijn lessen tóch zinvol voor mij waren, zinvoller dan wat ook. Ik deed dat in een dorpscafé terwijl hij gefêteerd werd door de plaatselijke harmonie. Hij verstond niets van wat ik zei en ik gaf het op.

Nu weet ik dus dat je soms vuile handen moet maken als je iets wil bereiken, zelfs als je leerling bent. Je moet je handen steken in de stront en in het bloed. Je moet het bloed bij je leraar onder de nagels vandaan halen. Van hem heb ik dat dus, van Sartre, via pastoor Rongen en niet te vergeten via Bernadette, mijn zus.

In deze blogs laat ik u mijn vorderingen zien. Google blogspot tover ik om tot een leerlingvolgsysteem. U bent mijn leraar. Geef af en toe een compliment, ook als u het niet meent.


http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/a/a9/Waterfall_formation_nl.png/530px-Waterfall_formation_nl.png



woensdag 6 mei 2015

Google, aangenaam!

Zeg, verklaarme. Dit blog maakt deel uit van Google.

So what?

Nu is onhelder wie ik ben. Ineens ben ik vertegenwoordiger van Google. Dit blog vertegenwoordigt Google. U moet dit blog lezen volgens Google. U moet mij voortaan steeds meer zien als googlebaar, gegoogled, googledate.

Filosofische trojan horse?

Maar als zodanig volstrekt onschadelijk voor Google. Hoe meer strijders ik uit mijn buik loslaat, hoe blijer Google ervan wordt. Hoe filosofischer en excentrischer, hoe verder de dataverzameling zich kan uitbreiden.

Minotauros in zijn labyrint?

Denk eraan dat de Minotauros in het labyrint werd opgesloten en werd gedood door Theseus. Theseus, de prins van Athene. Bij zijn moord werd hij geholpen door Ariadne, de zus van de Minotauros. De techniek helpt wie dan ook te ontsnappen uit het labyrint. Theseus met de draad, Daidalos met zijn vleugels. Nu Google. Google is geen labyrint, het biedt ontsnapping uit alle labyrinten.

De ultieme rondzendbrief?

Aha, Paulus. Je richt je tot iedereen. Of Nietzsches Zarathustra, voor iedereen en niemand. In mijn zwakte ligt mijn kracht. Maar bij Google is het ietsje anders: aan iedereen, dus aan niemand. Google leest je maar is geen adressant.

Hiernaast zeg je: archief.

Google kan alles bewaren, zoals een archief. Het bewaart alles beter dan welk archief ook. Omdat het alles bewaart moet het, zoals elk archief, een rangorde aanbrengen in de data. Bij elke toename van data voegen zich steeds meer ongeziene data, wel zichtbaar voor Google, ook voor wie weet wat hij zoekt, en het dus al gevonden heeft. Niet voor wie niet weet wat hij zoekt. Verder kent Google geen 'archive fever', de koorts van de verzamelaar die zijn archief wil uitbreiden met dat ene ontbrekende element. Google is volstrekt open en volstrekt koud. Nee, op lichaamstemperatuur, want het gonst van de menselijke bewegingen.

Je zegt ook blogspot. Hoe bedoel je spot en verklaart dat iets? Jou?

Ja, ik bedoel dat een beetje spottend. Het woord blogspot is zelf al een compilatie van woorden, neologismen, woordgrappen en meervoudige betekenissen. Denk aan 'web', 'log', 'we blog', 'spot' dat plaats betekent, maar ook vlek, stip, puist, gelegenheid tot optreden en meer. 'To spot' betekent opsporen, identificeren, spatten, herkennen. In het Nederlands kennen we 'spot' als lamp, waarmee je het licht op een bepaalde plaats kunt richten. Maar dus ook als sterke vorm van ironie of het belachelijk maken van iets. Keren we op deze manier de spot om, in plaats van van Google naar mij van mij naar Google? Ja, maar ik ben deel van Google. Google bespotten is zelfspot, de zelfspot ook van Google. Alle betekenissen hierboven heb ik op Google gevonden.

Is Google rizoom, een structuur waarin wortels met elkaar in verbinding staan zonder dat ze 'hiërarchisch' aftakken van een gemeenschappelijke stam?

Ja, je kunt in Google oneindig surfen. Maar er is ook een Big Brother spotting you. In die zin takken we af van toch wel een erg sterke stam.

Is Google de platoonse chora, de plaats of 'ontvangstoord' waar alle wordende dingen worden opgenomen, hun afdruk achterlaten en weer verdwijnen?

Chora kan allerlei vormen aannemen, wellicht ook van iets Google-achtigs of Google zelf. Maar je kunt het niet omdraaien. Niet elke plaats of ontvangstoord 'is' chora of Chora.

Is Google een bedrijf dat kan worden doordacht?

Dat geloof ik. En waarschijnlijk kan het ook worden doordacht in Google zelf.

Hoe ver ben je er al mee?

Geen idee, maar ik denk in het beginstadium. Ik werk namelijk samen met een hoop anderen. Ik moet hen nog leren kennen.

Via Google waarschijnlijk?

Niet alleen, ook via oude boeken en wie weet, live.

Als zoiets nog bestaat....

Ja, als zoiets nog bestaat.

Afbeeldingsresultaat voor google board meeting

dinsdag 5 mei 2015

Verklaring van zwakte

Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered.
Met dit citaat uit de Romeinenbrief (10,9) becommentarieert Paulus een passage uit Deuteronomium 30: 'Het woord is dicht bij u, in uw mond en in uw hart'. Een passage overigens waaruit de NBV in de Deuteronomiumtekst zelf de woorden mond en hart heeft geschrapt. Zou het kunnen dat de vertalers deze woorden te zeer een herhaling vonden van het 'dicht bij'? Ook dan is het interessant genoeg dat van de mond en het hart wordt gesproken. Het hoofd in de zin van de Griekse wijsheid was door Paulus al uitgeschakeld. De rest van het lichaam wordt gereduceerd tot hart en mond. Met andere woorden: als Paulus zijn enorme voettochten maakt maken zijn voeten deel uit van zijn mond. En ook het hart zelf is niet de plaats waar we geheimen bewaren. Er loopt een directe beweging van het hart naar de mond.

Nu zegt Badiou dat Paulus' universalisme vooral aan te wijzen is in zijn adressant. Dat is iedereen. Uiteraard verloopt de communicatie via zijn kameraden in de steden. Maar ook zij moeten hun hart en mond achterna. De filosoof Agamben preciseert. Wanneer het woord in hart en mond ligt betekent dit inderdaad (zoals in Deuteronomium) dat het zeer dichtbij ligt. Het is geen uitspraak over een of ander feit of stand van zaken, een geloofsinhoud. Jezus, uit de dood opgewekt, dat zijn niet echt feiten die door Paulus worden uitgelegd, het zijn 'feiten' of nonfeiten die worden omgevormd tot woorden die uit je hart naar je mond gaan, dat wil zeggen: uiterst dichtbij. Bovendien moet je het militantisme van Paulus uitleggen volgens zijn uitspraak dat 'in zijn zwakte zijn kracht ligt' (2 Kor.12,10). Het woord wordt dus allerminst machteloos. Het stelt de wet 'buiten werking' en stelt ons in staat er vrij gebruik van te maken (kathargein, chrèsthai).

Met deze uitleg, die niets anders doet dan het wijzen op de aanscherpingen die Paulus zelf aanbrengt, wordt een licht geworpen op mijn titel, de titel van deze blogserie 'Verklaarme'. Ik begreep die titel zelf ook niet toen ik hem neerzette, maar nu begrijp ik beter waarom ik hem niet begreep. Stel dat we allemaal nog, enigszins beduusd, aan het bekomen zijn van de schok van wat pas 2000 jaar geleden is gebeurd, dan snelt onze mond ons verstand vooruit. Het is onmogelijk je woord af te stemmen op de inhoud, de adressant, je denken. Ineens staat het er, verklaarme. Niet ik verklaar de wereld, nee, ik verklaar iets in de zin van verkondiging, een verkondiging zonder inhoud. Vooral omdat het woord mij verklaart in plaats van ik dat woord. Het woord is dichter bij mezelf dan ik, ik met mijn emoties en gedachten.

Ik begrijp nu ook dat mijn zwakte, de zwakte van mijn blogs, geen vertrekpunt is van waaruit ik macht moet opbouwen. Nee, het is eerder andersom. De macht ligt in mijn zwakte. Die moet ik dus maar blijven koesteren. Nee, sterker nog, ik moet eraan blijven werken, in geloof, hoop en liefde. Vergeet overigens niet ook deze woorden 'buiten werking te stellen' om ze in vrijheid te kunnen gebruiken.