zondag 29 maart 2015

Wat is dit in godsnaam voor iets?

Ik begrijp wel, beste lezer, dat u graag wil beoordelen wat dit is. En daarvoor moet u toch echt eerst weten wat voor genre het is. Je kunt wel zeggen blog, maar er is al zoveel blogblog. En zoals de naam al zegt, daar hoort toch minstens iets in van een dag- of weekbeschrijving. Nou, dat staat er niet in. Dus daar zitten we al met een probleem.

Onder het mom van een blog gebeurt hier iets anders. Heeft meneer soms literaire pretenties dan? Zou kunnen, het is zo moeilijk tegenwoordig om uitgevers te overtuigen van je klasse. Dan gaat deze jongen blijkbaar voor zichzelf en de eerste de beste die het leest. Aan de andere kant spreekt er zo weinig zorg uit deze blogs, er is duidelijk niet aan geschaafd, dat het dan misschien wel literaire pretenties heeft maar niet aan de minimaalste qualificaties voldoet.

Ook dat hoeft geen probleem te zijn. Je kunt gewoon proza schrijven, je mening verkondigen, iets bijdragen aan het 'gesprek dat we zijn'. Maar dan moet die mening wel helder zijn, meneer Simons! En dat is hij bijna nooit. Dus kunnen we ook niet van opinievorming spreken. Duidelijk zat.

Column dan. Nee, niet anecdotisch genoeg.

Nu wordt het toch penibel. Want als het noch literaire fictie is noch nonfictie, dan breng ik mijn lezer duchtig in de problemen met zijn oordeel. En alsof dat niet erg genoeg is komt er nog een probleem bij. Stel dat we het genre van deze blogs helder kunnen afbakenen, dan kunnen we er soms niet omheen dat er allerlei kenmerken van andere genres doorheen sijpelen. Laten we het maar ronduit zeggen, Simons is parasitair bezig.

Ja, hierbij verklaar ik dat ik parasitair bezig ben, de grenzen der genres niet respecteer. Niet in naam van een hoger literair ideaal, niet in naam van de werkelijkheid van u en mij. Het is absoluut onhelder waar ik naartoe wil, binnen welke kaders ik me begeef. Geen wonder dat u in de war raakt, beste welwillende lezer. U bent gebaat bij heldere lijnen, anders kan ik ook geen helder oordeel van u verwachten.

Ik geef u slechts een hint. Ik ben nogal gecharmeerd van de aforistische stijl zoals die door een Schopenhauer en een Nietzsche of een Kierkegaard is beoefend. Dat trekt mij wel. Maar ik heb er een andere, minder edele motivatie bij. Ik werk graag mijn gedachte 'aus einem Guss' uit en slinger die dan meteen de ether in. Het is aan de lezer om te herkauwen, ik heb er geen tijd of puf voor. Dat geeft u weer het recht om deze blogs als niet ter zake doende aan de kant te schuiven. Maar ze nemen al geen plaats in, geen andere dan de virtuele plaats op uw scherm. Kortom, dit blijft tussen u en mij. U heeft dit niet gelezen.

Afbeeldingsresultaat voor minestronesoep



woensdag 25 maart 2015

Hoe moet je abstracte mensen bejegenen?

Nog zo'n ding waar ik achter ben gekomen: dat ik mijn gevoel verberg. Hoezeer ik elders ook romantiseer over het ongezegde, de betekenis ervan verandert onmiddellijk zodra ik iets verberg wat had moeten worden gezegd.

Maakt het het erger of juist minder erg als ik er zelf geen erg in had? Het kan zijn dat ik door mijn onbewuste gevoel besprongen werd en me in een instinctieve reactie daartegen probeerde af te schermen. Bij nader inzien moet ik dan toegeven dat het gevoel wel degelijk een rol speelde. Dat verklaart wel waarom ik de ene keer wel expliciet, en de andere keer weer niet, inga op bijvoorbeeld gevoelens van verongelijktheid (slachtofferschap).

Maar het kan ook zijn dat ik met zoveel opzet en bewustzijn mijn gevoel opzij zette dat ik mezelf ermee heb overtuigd. De gevoelens zijn dan niet per ongeluk onbewust, maar met een teveel aan opzettelijkheid. Dat is in dubbele zin onvergeeflijk. Enerzijds omdat ik het gevoel onderdruk, anderzijds omdat ik de ander in feite laat zien dat ik lak aan hem heb, hem geen blik wil gunnen in mijn gevoel (terwijl ik dat natuurlijk ongewild toch doe).

Het wordt vaak aan intellectuelen verweten, aan filosofen, Joden ook (alsof er veel verschil is tussen deze drie aantijgingen; er bestaat een lange christelijke traditie van projectie van geest-letter op de verhouding Christen-Jood). Dat ze in hun hoofd leven, geen teksten van vlees en bloed schrijven, er zitten geen 'kloten' in. Hun manier van denken is abstract, terwijl anderen met hun poten in de modder staan. Ze onttrekken zich aan hun verantwoordelijkheid.

Het is dus meer dan alleen het verdringen en terugkeren van het onbewuste gevoel. Het is nauw verwant aan wat de Grieken 'hubris' noemden, de overmoed van de mens dat hij zich boven zijn menselijkheid wil verheffen. Daedalus die de val van zijn zoon voor lief neemt.

Op heel deze intellectuele, filosofische, 'Joodse' traditie ligt de bewijslast zich te verklaren, dit opzettelijke gebaar van zelfverheffing uit te leggen.

Zodra dit type intellectueel zegt 'Verklaarme' lijkt dat een open uitnodiging aan de lezer om zijn licht te laten schijnen op de intellectueel, door de intellectueel heen, zodat hij transparant wordt. Maar in feite hebben we hier waarschijnlijk met een list te maken. De intellectueel zegt met 'Verklaarme' in feite: werp het licht van de geest op me en zet dat om in een betoog, in letters. Met andere woorden, hij wil de ander omtoveren in ook zo'n intellectueel.

Het beste kun je op die mensen reageren met ultrakorte zinnetjes, of volhouden: ik voel dat nu eenmaal zo. Blijf dus vooral jezelf.





Vrienden gebruiken

Een geweldig risico van mijn manier van werken in deze blogs is dat ik mijn vrienden misbruik. Je kunt het vergelijken met hoe columnisten steeds hun dochter noemen in de inleiding. En hoe romanschrijvers hun vader portretteren. En hoe cabaretiers hun vrouw in een ultrakwaad daglicht stellen. Je kunt daar allerlei excuses voor bedenken, maar het deugt natuurlijk van geen kant.
Met discretie heb ik geprobeerd beschadigende effecten te voorkomen. Maar op een gegeven moment gaat het toch opvallen. Bij een vriend leidde het al tot een stevig grrrr-gevoel.

Zou het niet kunnen zijn dat elke vorm van schrijven beschadigend is voor de ander? Niet om het te vergoeilijken, maar om mijn zelfbezinning op gang te helpen en misschien ook wel om mijzelf nadrukkelijk in de etalage te zetten. Want zelf wil ik natuurlijk graag worden misbruikt. Mijn misbruik van de ander is wellicht niets minder dan wraak voor het feit dat hij mij niet gebruikt.

Een andere verklaring kun je bij Theweleit vinden, die man van de Männerphantasien van alweer een tijdje terug (1977), die later een stroom van studies over de lezers uitstortte met Das Buch der Könige. Daar gaat hij in op Orfeus en Eurydice, Bert Brecht, Knut Hamsun, Gottfried Benn e.v.a. Allemaal konden ze zingen of schrijven door een vrouw op te offeren. Het is vanuit psychoanalytisch oogpunt de manier van de man om zich te pantseren tegen vrouwelijkheid: "Immer aber geht's um Abzapfungs- und Auszehrungsprozesse (den Begriff "Ausbeutung" vermeidet Theweleit). Der Künstler - ein vampirischer, ja kannibalischer Typ, der sich die Lebenssubstanz anderer einverleibt und sie einspeist in sein Werk, der andere opfert und sich selber anschließt an den "Macht-Pol", den "Überlebens-Pol", der sich selbst vermehrt auf Kosten der Verminderung anderer." (Löffler 1989)

De morele reactie op dit fenomeen zou kunnen luiden: dat heeft zo'n jongen toch niet nodig! Waarom je vrienden gebruiken als je dingen ook anders zou kunnen zeggen? Maar de psychoanalyse gaat verder, duikt in de diepten van ons onbewuste. Vervolgens stort de psychoanayticus of filosoof een enorme stortvloed van woorden over ons uit. Precies het type discours dus dat de bepantsering in Männerphantasien moest verklaren. In feite zijn we weerloos tegen dit discours, dat in wezen dus het discours van de ander is voorzover ons bewuste ik vooral met de bepantsering bezig is.

Toch probeer ik ook het pantser van de ander te doorbreken met mijn woordenstromen. Mijn discours is wel degelijk persuasief (al dan niet geslaagd). Is dan niet noodzakelijk allebei het geval, bij iedereen, voorzover we als man (brein) over een vrouwelijkheid (stromende lichamelijkheid) beschikken die ons tegelijk ontsnapt? Teken daarvan zou het grrr-gevoel kunnen zijn dat bij mij opkomt naar aanleiding van datzelfde gevoel van de ander, een gevoel dat ik maar slecht kan onderdrukken omdat de lezer het hoe dan ook opmerkt.

Zo wordt onder het mom van vriendschap en filosofie een soort concert opgevoerd waarbij we gezamenlijk staan te luisteren naar een borrelend grrr-geluid. De woordenstroom heeft daarin steeds die dubbele functie: pantseren, stroom, wegdrukken, grrr, luisteren, grrr, pantseren, stroom enz.

Hopelijk zijn we à la D&G bezig met vrouwwording wanneer we zo staan te luisteren. Grrrr.... grrrr.... (echo)......grrr.......

Afbeeldingsresultaat voor fall poe usher


maandag 23 maart 2015

De genadeklap

Steeds leuker worden de reacties van lezers. Er was er een die zei dat ik hem het gevoel gaf dat deze blogs een bokswedstrijd zijn. Ik drijf de lezer in een hoek. Laat hem geen ruimte meer om nog iets terug te zeggen. Ik heb alles al gezegd, inclusief de reacties op mijn gedachten.

Okee, dank je wel, lezer! Alles zeggen, en dat binnen de nauwe grenzen van een paar alinea's, dat is niet iedereen gegeven.

Hoewel met de reactie van mijn lezer afdoende verklaard is wat hier gebeurt, dacht ik meteen erbij dat dit weer een staaltje was van de grenzen opzoeken. De ander bevindt zich kennelijk bij voorbaat al buiten die grenzen, zo mag ik uit zijn woorden toch wel concluderen? Hoe meer ik de grenzen opzoek, zelfs buiten de ring, hoe verder de ander dus in het gedrang komt.

Ooit schreef ik een artikel over Bachtin met de titel: het laatste woord wordt niet gezegd. Dat leek wel transparant. Immers, Bachtin geloofde in de oneindigheid van de dialoog. Maar daar lag dan ook precies de dubbelzinnigheid van wat hij zei. Was die dialoog niet zelf het laatste woord? Althans, het laatste woord van Bachtin? Hoe verkoop je dan de dialoog in een dialoog?

Het lijkt een woordenspelletje. En voor de niet-filosofisch gezinden onder u zal het dat ook wel blijven. Dialoog of geen dialoog, wat maakt het in godsnaam uit? Aan de andere kant (en daar ga ik weer met mijn dialectiek..., sorry!) vertrouwen nogal veel mensen op de dialoog als enige redmiddel uit de oorlog. Daar ligt dan toch enige prikkel om er eens een gedachte of wat aan te wijden.

De vraag is misschien niet zozeer of het verkopen van de dialoog zelf wel een dialoog is. Bachtin ging het niet om de dialoog als genre of procedure, maar om dialogische relaties. Die bestaan evenzeer tussen taaluitingen als tussen subjecten. Ik kan binnen mijn repliek reageren op de uitingen van de ander, en erop anticiperen. Daarmee herneem ik de uitingen van de ander en geef ik er een draai aan. Anders gezegd: taal is indirecte rede. Wat we opvoeren is eigenlijk een bokswedstrijd à la Monty Python, van mezelf met mezelf. Of, vanuit een ander oogpunt, van de ander met zichzelf. Het is systematisch onhelder wie met wie bokst.

Interessanter dan de invalshoek van Bachtin is misschien wel de economie. Hoe verkopen we de dialoog? Bij D&G vond ik een interessante verwijzing naar de economische theorie van het marginalisme. De eerste eenheid van een dienst of goed levert meer nut op dan de tweede, enzovoort. Je zou in mijn simpele termen misschien kunnen zeggen dat in de economie de grens wordt opgezocht. Maar de deelnemers (bijvoorbeeld van een discussie tussen gehuwden) zijn gedurende het proces al bezig met de evaluatie van hun laatste woord. In die zin is dat woord het voorlaatste woord. Daarna volgen pas de echte laatste woorden. Daarmee kunnen de deelnemers binnentreden in een andere praktijk, bijvoorbeeld scheiding.

In termen van de bokswedstrijd: wie deelt de laatste klap uit? En lang daarvoor al zijn we bezig met het anticiperen op die laatste klap, met onze kansen om dat te doen. Gedurende dit proces vermindert het nut van elke klap. En na de laatste klap volgt de echte laatste klap, bijvoorbeeld het oordeel van de scheidsrechter. Waarna het spel weer opnieuw kan beginnen, of overgaan naar een ander spel.

Ik verkoop de dialoog met mijn pakkende titel, 'Verklaarme'. Ik geef bij voorbaat het laatste woord aan mijn lezer. Een retorische truc, maar zo transparant dat hij weer klopt. De lezer hoeft zijn laatste woord niet van mij te krijgen, hij heeft het al. Mijn vriend heeft me verklaard dat hij mijn blogs niet meer leest omdat hij mijn vriend is, en het hem nu eenmaal niet onberoerd laat wat ik schrijf. Dialoog gesloten. We zitten wellicht weer in een ander spel. Daarover een andere keer meer.

Afbeeldingsresultaat voor boksen monty python


zondag 22 maart 2015

Eindelijk de aanklacht

Eindelijk is hij binnen, de aanklacht waarop ik zo lang heb moeten wachten. Hij kwam van een vriend. Dat is extra fijn, want dan weet je dat hij geen slechte bedoelingen heeft. Bovendien klaagde hij me niet aan vanwege iets wat ik zei, maar om iets wat ik heb weggelaten. Dat geeft me de bevrediging dat er weinig mis is met wat ik heb gezegd.

Er is bovendien de geruststelling dat we vrienden zullen blijven. Dat is fijn. Van mijn kant heb ik moeten beloven dat ik niet meer teveel over filosofie zal praten. Het voelende brein, dat is iets voor diehards. Of voor buitenstaanders, mensen die minder om mij geven en daardoor beter bestand tegen de hemelbestormende ideeën die ik op hen loslaat.

Zo is het toch nog goedgekomen. Ik heb nu slechts een versie in e-mail, maar wat niet is kan nog komen. Ik vind dat ik een forum verdien. Maar nu de aanklacht er ligt, kan ik in alle rust nadenken over mijn kansen om me te verdedigen of me te laten verdedigen. Ik kan gaan kiezen tussen doelen als onmiddellijke veroordeling, schijnbare veroordeling of uitstel. Ik kan me gaan oriënteren bij deze en gene. Deze dag heeft veel goeds gebracht.

Afbeeldingsresultaat voor officier van justitie

donderdag 19 maart 2015

Wat wenkt

Soms krijg ik vriendelijke adviezen van vrienden. Ze denken dat ik met een probleem zit. Dat ik mijn leven beter in de hand wil krijgen. Het kan zijn dat ze denken dat ik daar gelukkiger van word. Het kan ook zijn dat ze een radicaler soort levenskunst voorstaan. Goede dingen moet je doen, ongeacht de gevolgen.

Waarom keer ik me in mijn Oefeningen toch zo tegen die levenskunst? En sta ik niet zelf ook een levenskunst voor, al is die dan meer beschouwelijk van aard? Kortom, waarom zeg ik niet gewoon waar het op staat? Uiteraard is het woord aan u. Maar u hoeft echt niet te wachten tot u na het lezen uw reactie hieronder mag invullen. Weet dat u al via mijn woorden spreekt, elke taal is indirecte rede.

Op mij drukt hier dus de last, nee, ik heb hier het mooie voorrecht om te verklaren waarom ik die adviezen van mijn vrienden zo slecht opvolg, niet alleen als mijn keuze, maar als een gegeven dat op een of andere manier speelt in alle opvolgingen van alle adviezen van vrienden in het algemeen. De noodzakelijke ondankbaarheid die ons allen parten speelt. Daarnaast moet ik uitleggen wat dan wel de betekenis van die adviezen is. Immers, we kunnen er niet omheen. Een advies, vooral ook een ongevraagd advies, is wat wenkt. Het is een wenk die we kunnen opvolgen of niet. Het is een gebaar van een vriend dat blijft wenken, ook als we het naast ons neerleggen. Hiervoor kan ik wel dankbaarheid opbrengen. The least we can do is wave to each other, zoals meen ik de ondertitel van een LP van Van der Graaf Generator luidt. Die titel is zelf een wenk, ik ken hem alleen als titel van een LP van een vriend, het is de wave van mijn vriend.

Zeg ik wenk, dan moet ik daarop onmiddellijk toegeven dat ik die wenken van mijn vrienden wel helemaal verkeerd begrepen heb. Zijn het wel adviezen? De korte vertoogstijl die mijn vrienden vaak hanteren laat veel ruimte voor meerduidigheid, vragen, ook misverstanden en irritaties. Die kun je dan vervolgens weer ophelderen met langere uitwisselingen. Maar zo'n vertoogstijl zelf kun je al opvatten als een wenk. Ik heb altijd de neiging om zo'n korte opmerking te beantwoorden met een even korte opmerking. En wanneer ik 'ik' zeg, bedoel ik iedereen, of minstens iedereen op Facebook, want daar is dat usance. Daar kun je zelfs volstaan met het tikken van een handje, wat ook qua gebaar in de buurt komt van een wenk. De like hoeft zelf niet te worden geliket, want dat spreekt vanzelf. Elke like is impliciet al een liking van de andere likes. Waarmee meteen het thema is geïntroduceerd van de implicietheid van de wenk. Ook een stille wenk is nog een wenk, zelfs een niet (rechtreeks) geuite wenk is dat.

Welnu, mijn (of uw) verklaringen die ik u schuldig ben. De eerste is dat het wellicht te maken heeft met de moraal van mijn ouders, meer nog mijn vader, die mij heeft gevormd alles al tamelijk snel te interpreteren in morele termen. Daarom zal ik de wenken van mijn vrienden al snel opvatten als een bevel dat ik moet opvolgen. Daar zitten dus Kant en Frederik de Tweede achter. Terwijl juist zij ook voorstanders van verlichting waren, voorstanders van zelf denken. Het advies 'Durf te denken!' kun je als militair bevel opvatten, maar ook als uitnodiging om al denkend af te rekenen met het betuttelende gezag. Het is een wenk. En al denkend kan ik ertoe komen me meer open te stellen voor de wenken van mijn vrienden. Ze zeggen 'doe dit!', maar ze bedoelen 'zo zou ik de dingen doen als ik jou was' of iets dergelijks, of 'ik begrijp niet waar je heen wil met je blog, maar zie wel een mogelijkheid tot kortsluiting, weetjewat, ik reageer gewoon!' In de onvoorstelbare veelheid van mogelijke interpretaties zal ik altijd de plank misslaan, vandaar mijn noodzakelijke ondankbaarheid.

De tweede verklaring betreft dus de dankbaarheid. Bestaat er een mogelijkheid mijn vrienden anders te bedanken dan met een wenk? Dat lijkt heel vriendelijk, jij zwaait, ik zwaai even terug. Maar er zit ook een bite in deze constatering. Het kan goed zijn dat in alles wat ik zeg en schrijf een wenk zit in de zin van een les, advies, bevel of suggestie. Een kritisch oordeel over iets, over de wereld, dus ook hun wereld, dus ook over henzelf. Het is goed mogelijk dat mijn vrienden mijn blogs lezen als een sterke mening over hen waarbij ik het mooi vind als ze die delen. Een suggestie tot zelfveroordeling.

Ach, de soep wordt zelden zo heet gegeten als wanneer hij wordt opgediend. Mijn vrienden kennend zijn het sterke mensen met levenservaring. Ze kennen zichzelf, en mij kennen ze onderhand ook wel een beetje. Een wenk zo af en toe is voldoende, ik ben alweer veel te uitgebreid geweest.

Afbeeldingsresultaat voor waving hand







 


vrijdag 13 maart 2015

Kalumniator

Iedereen is slachtoffer. Maar vooral ik. Ooit kreeg ik enorm negatieve recensies over een boek dat ik had geschreven. De recensenten weigerden zelfs in te gaan op de inhoud, laat staan op de manier waarop ik mijn onderwerp had benaderd. Later zijn bijdragen van mij aan congressen onbesproken gebleven, of zwaar bekritiseerd, op een toon die niet overeenkwam met hoe er verder  gesproken werd. En nog weer later zijn diverse artikelen van mij geweigerd door redacties. Als klap op de vuurpijl nam iemand met wie ik samen een boek schreef ineens afstand van het project omdat het haar carrièrekansen in de weg stond.

Al die trauma's hebben ervoor gezorgd dat ik steeds minder zin had om teksten voor te leggen aan redacties. Mijn proefschrift weigerde ik aan te bieden aan een uitgever of te bewerken tot een handelseditie. Ik vond pas een uitweg uit deze crisis toen ik met vriendelijke mensen in kerkelijke kringen samenwerkte. Er was in die kleine kring niet bijzonder veel schrijftalent, en mijn individuele stijl werd gewaardeerd. Trad er iemand met meer media-ervaring toe, dan werden we meteen ongenadig afgezeken. Ook toen ik vanuit die positie weer een redactie benaderde met een artikel kreeg ik ervan langs.

Aanvankelijk verstond ik mijn blogs als uitvalsbasis om uit de slachtofferrol te kruipen en stap voor stap weer contact te krijgen met lezers. Een websitedeskundige adviseerde me om de sociale media op te zoeken om lezers te werven voor mijn blogs. Dat heeft niet gewerkt. Facebooklezers reageerden met doorgaan met hun bijzondere vormen van communicatie. Soms adviseerde een vriend mij om mijn blogs aan te passen. Het moest veel anecdotischer. De boodschap was duidelijk. Mijn blogs zijn veel te abstract, ongrijpbaar, niet aantrekkelijk voor lezers.

Daar zit ik dan, als slachtoffer. En terwijl ik denk dat ik daardoor juist een betekenisvol individu ben, lees ik vanochtend de volkomen terechte boodschap van Grunberg dat we allemaal slachtoffers zijn geworden, niet meer in staat tot het koesteren van idealen en solidariteit. Waarschijnlijk zouden dus mijn blogs de enige manier zijn om uiting te geven aan mijn idealen en solidariteit, en daarmee in dezelfde beweging weer worden uitgewist.

Een massieve en eenduidige conclusie.

Mijn neiging is groot om me te verweren tegen deze conclusie en het Proces aan te klagen. Ik heb dat ook al decennialang gedaan. Maar misschien heb ik de ironie van Kafka nog niet goed begrepen. Agamben zegt daarover dat de K van Josef K. de afkorting is van Kalumniator, iemand die de ander vals beschuldigt, in dit geval is die ander het Proces. Mijn aanklachten tegen Achterhuis, Van Buren, Shephard, Weststeijn, Borgman en noem de hele rits oordeelvellers maar op, waren wellicht valse beschuldigingen waarvoor ik ooit de rekening zal moeten presenteren. En zelfs dan heb je kans dat de schaamte niet oprecht is, "het was alsof de schaamte hem zou overleven".

Waarmee ben ik dan bezig in deze blogs? Wat hoop ik er nog mee te bereiken? Lezer, verklaarme. Verklaarme voordat de schaamte toeslaat en ik een punt zet achter deze grenzeloze zelfexhibitie.

 Afbeeldingsresultaat voor kalumniator





zaterdag 7 maart 2015

Ver-hel-dering

"Iedereen weet dat een psychoanalyticus niet eens meer iets zegt, en dat hij alleen maar meer interpreteert of, nog beter, het subject laat interpreteren, dat van de ene cirkel van de hel springt naar de andere." (Deleuze & Guattari, MP 144)

Verklaarme is dus een soort marteling die het subject zichzelf aandoet via zijn psychotherapeut, of die zijn therapeut hem aandoet. Dat roept wel de vraag op of D&G zelf hier niet ook iets verklaren. En hoe dan, want ze bespreken deze mogelijkheid in hun hoofdstuk over enkele 'régimes de signes'. Nu moet je zo'n regime altijd begrijpen binnen een 'agencement', maar je kunt ook doen alsof het er niets mee te maken heeft. Dat is het uitgangspunt van D&G voor hun besprekingen.

Laten we vaststellen dat ik in deze blogserie gebruik maak van de verschuiving van betekenissen binnen het woord 'verklaring'. Het kan aan de ene kant een verheldering betekenen, aan de andere kant een belijdenis, en ook nog een performatieve daad waarmee je de taal in feite status geeft van een bevel, een 'mot d'ordre'. De ene betekenis veronderstelt de andere, dat is juist zo mooi aan het woord verklaren.

Er is nog iets in dit woord, gekoppeld aan het 'me'. Het ik lijkt wel het laatste dat verklaring behoeft, het is evident, op zijn minst sinds Descartes. Maar je kunt ook Descartes de andere kant op lezen, het inslaan van een omweg om het ik van zijn stabiele positie te verzekeren. Die onderneming is zo succesvol dat zelfs D&G nog spreken van een 'sujet'. Dat subject moet steeds opnieuw worden verzekerd, en steeds opnieuw, om het te verzekeren, worden gedeconstrueerd. Of andersom natuurlijk.

Verklaarme, dus. Een mot d'ordre.

Afbeeldingsresultaat voor psychoanalyticus sofa

woensdag 4 maart 2015

Waarom ben ik een intellectueel?

Het gebeurt steeds vaker dat er iemand voorbij komt, laten we hem Ron noemen, en dat ik maar weer ergens een plek zoek om zijn orders op te volgen. Maar Ron is ook niet voor een gat te vangen. Hij geeft zijn orders de vorm van vragen, verzoeken, of een quasi-verbaasde uitroep. Zoals bijvoorbeeld: "Jij bent een echte intellectueel!"

Waarmee hij me pijnlijk met mijn neus drukt op mijn status van gemankeerde filosoof, hangend tussen de status van een openbare performer en een kluizenaar, en daardoor in feite geen van beide. Nu kan ik niet ontkennen dat ik hoogst inprofessioneel zaken als deze blogs toevoeg aan mijn professionele bezigzijn, en zelfs verspreid onder mijn collega's, terwijl de mail voor deze nutteloze egocentrische zaken natuurlijk niet bedoeld is.

Kortom, streef ik naar erkenning, zoals ik ook in mijn vorige baan vooral erkenning kreeg als beschouwer in het praktische bedrijf van Pastorale Dienstverlening? Dat kwam toch vooral neer op een narrenprivilege. En hoewel geenszins op voorhand kan worden uitgesloten dat ook de nar een intellectueel is ("on n' imprisonne pas un Voltaire") denk je bij een intellectueel toch vooral aan iemand die namens het volk zich tegenover dat volk opstelt, als het geweten en de leraar van dat volk. Matthijs van Nieuwkerk, dat is pas een intellectueel.

We kennen allemaal de crisis van de intellectueel zoals die belichaamd werd in Sartre, de publieke filosoof die de vraag opwerpt "Qu'est-ce que c'est un intellectuel?" Je kunt die vraag nog opvatten als een voorzet die door Sartre zelf eindeloos wordt ingekopt. Maar blijft staan dat de vraag beantwoorden hem stellen is. Het is vooral de vraag die getuigt van de crisis van de intellectueel. Van nu af aan is het mogelijk dat de intellectueel zelf is verworden tot een cultfiguur, een 'denker des vaderlands', een man in een zwarte coltrui die overvloedig rookt of - enkele decennia later - met apparaatjes staat te zwaaien.

Geen erkenning dus, liever niet, dat zou me sieren. Maar dan dus ook geen intellectueel. Want een intellectueel is bereid wisselgeld te betalen, netwerken op te bouwen, de media te woord te staan. En zelfs deze gedachte is me te veel, alsof ik de keuze had en een heldhaftige weigering zou hebben voltrokken.

Nee, mijn intellectualisme is pure onmacht, verslaving, met vleugjes narcisme, poserie en een machinaal gevoel dat zichzelf draaiende houdt door aan elke impuls meteen toe te geven. Dat is nooit anders geweest, behalve toen ik in de buurt verkeerde van de filosofen die professional bleven. Achteraf bezien heb ik toen mezelf geforceerd omdat ik ook wel zag dat je alleen dieper in materie doordringt wanneer je je geen zorgen hoeft te maken om je inkomen. Of wanneer die zorg om je inkomen zelf de vorm aanneemt van deelname aan de universitaire wereld, het schrijven van onderzoeksaanvragen, netwerken opbouwen en noem maar op.

Mijn intellectualisme is niets meer dan een hobby, van dezelfde orde als surfen, stedenbezoek en schaken. Het is van dezelfde orde als pianospelen, want ook daar imiteer je in je eentje een heel orkest, en ben je zelf de eerste luisteraar, dromend van een Ferne Geliebte. Ik koester de nutteloosheid.

Hoe kan het dan dat ik dit soort stukjes steeds maar weer opstuur naar vrienden en collega's? Wat is schrijven voor iets dat het zich als vanzelf beweegt richting de (al dan niet denkbeeldige) lezer, publicatie, waarom zoekt de schrijver orders die kan uitvoeren? Waarom ziet hij in elke uitroep en elke tekst die hij tegenkomt zo'n order? Ik kan het niet anders uitleggen dan als iets machinaals, het verlangen te blijven doordenderen als machine, de droom van arbeid als zelfvervulling, waarbij de arbeidsroes het gebrek aan het zelf moet verhullen.

Maar wederom bent u het, lezer, Ron en anderen, die mij verklaart en niet andersom.