zaterdag 11 april 2015

Jaloers op de dichter

De dichter schrijft vanuit de geboorte, naar de top en naar de bestemming van de literatuur. Wie zou er niet jaloers op hem zijn? En dat schrijven is nog te weinig gezegd. De dichter was ook al verwoordend aanwezig bij de grote gebeurtenissen, liefde, oorlog, de grote gevoelens en de grote daden, ja zelfs de kleine gevoelens en de kleine daden. Daarenboven trad de dichter op, voor de verfijnden en de gewonen. En zo droeg de dichter bij aan de verfijning der gewonen en het gewoonworden van de verfijning.

Geen wonder ook dat er nog steeds zo'n gewijde sfeer hangt als de dichter voorleest uit eigen werk. De inleider weet de juiste toon te treffen met een mengeling van humor en analyse. Na afloop is er stilte. Ieder weet zich persoonlijk geraakt. Dat meld je niet en plein public maar persoonlijk aan de dichter. De bundel, geheel en al zonder winstoogmerk geschreven, wordt met grote sympathie aangeschaft en geschonken. Hapje en drankje ronden de sfeer prettig af.

Geheel haaks op deze positieve sfeer kruipt mijn jaloerse gevoel. Argumenten pro et contra warrelen op en slaan neer. Waarom heeft de dichter toch het voorrecht om volstrekt irrationeel te spreken? Wees blij dat er dichters zijn, en nog wel - pace Adorno - na Auschwitz! Moet poëzie niet voor zichzelf spreken, vanwaar toch dat gewijde aura? L'art pour l'art was al een quasi-religieuze idee, het hoort nu eenmaal bij de post-christelijke samenleving. Enzovoort. Kortom, ik ben aan het redeneren waar dat niet hoort.

Want dichten kan dan wel een spel zijn, het werkt toch vooral in op ons gevoel. Een gedicht creëert een stemming. Maar het sublimeert die stemming ook. Daar zit je dan, met je jaloerse, depressieve emoties, je cynisme. Maar de dichter spreekt, en je wordt zachtjes opgenomen in de gewijde sfeer. De emoties worden niet genegeerd, ze worden verwoord en opgetild. We glimlachen.

Het is even of die vervelende emotie er nooit geweest is, alsof hij is vergleden met de klinkers en medeklinkers. Zou de emotie alsnog opduiken, dan is hij een ongewenste verstoring. Daarvoor hebben we, na het gedicht, weer het proza, het theater, de barbaar. Hun functie is het om de overgang te markeren van de gewijde sfeer terug naar het leven, de schaterlach, de pijn, de dood, de verwarring. Maar jongens, niet te snel, niet al tijdens het gedicht, het o zo breekbare gedicht!







Geen opmerkingen:

Een reactie posten