Maar dan moeten die Mahlersymfonieën in zekere zin verklaringen zijn van die Schubertmuziekjes.
Misschien werpen de Lisztbewerkingen van Schubert - of liever de Schubertbewerkingen van Liszt, in deze omkeerbaarheid zit zogezegd al het hele probleem - wel licht op de zaak. Waar de eenzame winterreiziger van Schubert nog wordt begeleid door zijn pianist, moet de Lisztspeler melodie en ondersteuning in zijn eentje spelen, als ware hij der Leierman.
Wat doet Liszt daarmee? Hij presenteert de Leierman als opstapje naar Täuschung. Maar hoe vrolijk het ook huppelt, we horen in ons hoofd de tekst van dat lied:
Ach! wer wie ich, so elend ist,Niemand die zo makkelijk täuscht als de pianist. Volle zalen zijn getuige van zijn gruwe verlatenheid. Vele stemmen vloeien uit zijn geconcentreerde geest.
Giebt gern sich hin der bunten List,
die hinter Eis und Nacht und Graus
ihm weist ein helles, warmes Haus
und eine liebe Seele drin.
Nur Täuschung ist für mich Gewinn!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten